tJ R Ü s.
teticulatas, ex tuffo lúteas, ta;niâ lutea, feu funículo, à capite ad finem usque eauJ.ï-decurrente, piflas
motiílrat. Caput ipfum, nitidiflimum, fquamis majotibus, luteis, ex rubro guttatisj luperbit. Cster
um Sc in funículo dorfal i , . luteo, junftura: fquamarum Arautio colore' diftinda; (unt, fpeciacuio certe
' " It.
Num. 4. Serpens, Indica, Boiquatrara dtSa.
E x In(ula Mauiritíí hue delata eft hoc fub nomine, quod Indis píftam notât Serpentem. Iníignem
vero fpecies ha:c afiequitur magnitudinera, multosque annos. Vette gaudet elegante, quafi píítá : dum
fupra dorfuni lata protenditur catena, retiformis, ipadicea; & ad ventris utrumque latus macula: circulares,
ex ruffo flava:, pülchro ordine digeruntur. Relique corporis fquama:, grandes, rcadlat®, pallide
flaveícunt. Caput, pro mole corporis parvulum, at eleganter fquamatum ell. Vemtis fquamoe,
m a j u f c u k , cinereo-flavx, lineolis diílinguuntur.
Serpens i Amwwâites, Surinamenfis.
K i g r i t a : divino quafi cultu hanc Serpentent profequuntur, & pra: ahis omnibus fpeciebus magni faciunt.
Qiün yÉthiopes tanquam faufto omine gaudent, quando ipforum in a:dibus illa dignatur habitare
& hinc excipiunt eam amicilTimè; nutriuntque lañe & aliis ferculis, ut ad fe invitent. Picrunique
G l i r i c a p i vocantur hae Serpentes, quia glires Sc domefticos, & fylveftres, praiertim (ibi pro pabulo
eliíTunt. Id, quod ventrem ejusmodi Serpentis diffecans egomec comperi: glirem enim in aperto ftomacho
inveni, cujus cum capite pars antica tantum non confumta erat, poftica autem integra adhuc
&: illibata Simile quid in aliis etiam Serpentum fpeciebus mihi videre contigit; animamia nempe ,
ab ipfis devorara, in foetidum ichorem commutati fenfim Se per partes , prout lente verfus ventriculi
OS inferius detruduntur. Hujusce veftis elegantior eft , quam qua: pro dignitate defcribi
T o m i primi Tab. X X X V I , pag 58, fimilera ex Americ.à fpeciem exhiber, & ejusdem To-
Serpentem Phyticum , Mofambico delatum, ab indigenis divino honore
T A B U L A SEPTUAGESIMA ET NONA.
Num. I, Serpens, japanicus, incomparMis, Asmodîeus Princeps diaus.
E fflontibus Taponia:, quos incolit, translatus fibi vix agnofcit inter omnes Serpentum fpecies parem.
Corporis fupini fquamx cutanea, ruffelcentes, variegatione nigricante, nigrisque m.icuhs, minutis, venuftiffimè
elaborati funt. Infims fquami; dilutiores nonnullis maculis nigricantibus dittinguuntar. Caput,
oblon<Tum , antica parte fquamis veftitut grandioribus. Mandibularum latera flavedo diluta pingit.
Front?m lemnifcus niger exornat, fupri cervicem, inilar marmoris, variegacus. Oculi amceni, co:ruh
v i v i d e
den dikken buik ecn rat hebbcn gevondtn , van wclke hec
u, a.. , hoofdt en de voorftc helft byna WM verteert, zynJe van achei
over de erote fthubben met rood teren nog hcel en ongcfchondcn. Wy hebbeti in mcer andere
van den Iiiart. Vorder lyn de kno- flangen bevonden, gelyk by Num. « is aangewezcn, dat by den
en «Icn ruifnocr met oranie-kleur uitgang van de maag de dicreii, die zy ingeHokt hebbcn, voorann
eerft geheel in cen ftinkerig water verteeren , voor dat het
laatrte daar mede heen geparll wordt, om in zulk lelyk voeht ce
veranderen. Haar fierlyk beklecdfcl is ni« genoegzaam te bederen
opfchik. Over hare netswyze fchubben, die ros-geel zyn,
hecft zy een hoog gelen bandt, als cen Inoer, van 't hoofdt (dat
mede fierlyk gctckcnt, en geel over de grote fthubben met rood
Eeftippclt is) tot het uiteinde van dcn Ilaart. Vcrdcr zyn de knopen
van de fchubben over den gelen rugCnoer met oranje-kleur
- ' - zcer fchoon ftaat : de buiklchubben zyn ros-geel.
Indiaanfche Slang, Boiquatrara genumt.
Zy is van 't eilandt Mauritius hier gebnigt, onder den gemelden
naam van Beiqiuiirara, dat is te zeggen gefchilderde Slang,
gclyk zy by de liidianen genoemt wordt. Dk foott van flangen
wordt hcel groot cn oud van jarcn. Hare kleding is fierlyk, gclyk
gcfchildcrd, met ecn brede, ruitige, ketting over den rug,
•van kallanie-bruine kok-ur. Aan weérzydcn van den buik zltten
ros-gelc, rande, plckken. Verder zyn de Ij'ffchubben bleekccel,
groot cn ruitig. Het hoofdt is naar mate van het lyf maar
klein, en fraai geichubt. De bulkfthubbcn zyn groot alchgccl,
met lyncn ovcrtvokken.
N u m . 5. Surinaamfche Afgod-Jlang.
Deci, de Pliytifthc Hang van 'r eilandt Mofambicjue, die de inlanders
hoog achten,en Goddclyke eer bewyzen,beichrcven is.
N E G E N EN ZEVENTIGSTE TAFEREEL.
N u m . 1. Fraaie en mvergelykeìyk fchme
Asmoda:us Princepr *
^ -ote waarde gchouden,en geeert
Zy wordt van de Negers in g
bovc'n alle de andere loôrten. De Moren achten zieh gelukkie
als deze diercn by haar huisveften, cn maken daar byzonder
werk van. • Zy voeden ze met melk en andere fpyze, om ze by
zieh te gewennen. Zy worden doorgaans rattevangcrs gemamt,
- • " • • ' nder veel
om dat zy de huis- cn bofchratten tot haar voedfel voor
olle andere dieren vcrkieicn, gelyk wy zclf in 't openfnydcn van
Zy is uit liet gebergte van Japan medcgebragt,alwaar dit foort
van flangen zieh onthoudt. De bovcnlyffchc grondfchubben zyn
los-verwig, met ecn zwartc marmtring cn Herne zwarte piek- '
ken zcer lierlyk ukgehaalt. Van onderen zyn de fthubben lichter
van verwe, met eenige zwarte plckjes getckend. Het hoofdt
is langwerpig , cn vooraan bekleed met grotc Ichubben. Aan
j . -..'Jpn Je kakcbcnen is zy licht gcel-verwig. Over 't
iofdt loopt een zwarte bandt, die zieh op den nek tot cen
L