ill
TAB, ni.
T H E S A U R U S . 5
Lit. A.A. Bina Scrpcntum ova, pullos conrinentia, exhibentiir.
B.B. Bina alia minorum Serpenmm, nondum fatis incubata.
C.C.C. Tria ovula, oAicularia, minomm Lacertarum;
T A B U L A T E R T I A. '
Num. i. Momordica, Americana i ^rnliu reticulato, ficco.
; Ex America, hujus quic Planta: fcrax eft, .iccuratam ejus delineationem nobis transmiflam, heîc exhibe-
' mus. Fruftum profère Cucumeraceum, turbiiiatum, in medio cralTum, utroque verb extremo convcr-^
, gentemi cujus fupcrficiem plurima obfident verrucofa, & afpera tubercula. Fronde viret pampine.!, aut
Vitis fylveftris xmulâ: dum folia, profonde laciniata, remiile flavo viridinue colore, fiamma; in modum,
variegantur. Flos eft monopetalos, quinquefidus ; cujus femienta flavefcentia, crifpula, lanugo
, fubfuica intus exalperat. E medio ftamina, flavis tumentia globulis, exfurgunt. Gaulis viticula pror
tendit, qua; vel fuper terram decurrunt, vel proximis ftirpibus, perticisve, clavicularum ope, fcfe iii-
• neäunt. Viiûi magis, quam palato, arrider elegantiflimus hujusce Planta: fru^us : fatui cnim ingrjd-
. que faporis eft, fungofusque & foraminulentus. D. Johannes CommeUms, in Borr. AmßeUdam : fol. 105,
! Eg- 54j Biflfimmam Cacumermam.ItiMcam exhibit, qu-T; ut ut Momoriice fit fpecies, habitu tamen ex-
: terno, multum ab hâc noftrâ difFert. D. Cafp ComrneUnus, Med. Dofl:. & Bot. Prof. Rar. Exot. Hort.
Amß. fol i l , noftram fiftit fub nomine Momordicx, Americans; fruUu reticulata, ficco: cujus nos prêt
fimus veftigia. Fecit autem mira frudus amoenitas, huncce ut locum ei cederemus.
Num. 2. Serpens, Americana, coerulea, Dipfas diäa.
Quod morfufuo immanem excitet firun Serpens iftha:c, Dipfas audit, ^qualibus tegitur fquamulis,
per totani corporis fiipinam partem, colore' coeruleo, floridrffimo, tindis. Squami ventrales, transverfoe,
albicanti lincolis nigris interftindo:.
Num. 3. Avicula, Americana, •variis coloribus pila.
• Summum hujus Avicula: caput coccineo eminet colore: fub oculis candid^, cccrulea:que, confciciimwr
plumula:. Guttur, Thoracem, Sc ventrem, citrinus croceusque variegat color. Cervici Cyanea:
fuccedunt a k , & dorfum, ex coeruleo, fubnigro, albo, flavoque, undulata. - Csterum curtipes ell ha:c
avicula ; at unguiculis tamen fat longis ditata.
Num. 4. Avicula, Americana, altera.
Piftura: fane elegantiâ precedente vix inferior ifthsc, nigerrimo de capitulo albicans protendit roftrum.
Peaus, Venterque, faturatè coeruleum emittunt fplendorem. Virore florido refulgent dorfum & ali-,
dum Cauda iaturatiùs virefcit.
T A B U L A
in de genees- en ProfeiTor in de ki-uidkiinde, ftaat dit ons gewas
in den Amflerdamfchen Kruidhof,fig. i z , onder den naam van Matnordtia
Americana, fruSu reiicuîats, ficco, dien wy hier in gcvolgt
•Lyn. Ile heb hct hier plaats gegeven om de lieilykheit van zyne
v r u c h t .
L e t t . A.A. Verbeeiden twec flangen-eiertjes, met de joneen
daar in.
B.B. Vertonen twee diergelyke eiertjes van kleiner flan-
„ „ ^i e nog niet uirgebroeit zyn.
C. C . C. Zyn dric rondc eiertjes van kleine Hagedisjes.
D E R D E T A F E R E E L.
Num. j. Geel-rode wuchten, groeiende in de
Sfaanfche Ifeß-Indien.
i . P i aftekening van deze plant is ons uit de Spaanfche
W e f t - I n d i e n toegezonden. De vrucht is konkommeraehtig,
en loopt op de beide einden dun toe,zynde in ' t midden dik mit
vcle puntige uitwaffen en knobbelen uicpuilende, als doornen,
bezec. Debladeren gelyken die van de wilde Wyngaardt , en
vertonen zieh als gefneden in verfcheide diephoekige verdeeldhed
e n , lieht geel en grocn vlamsgewyze getekent. De bloemen,
die uit vyfdonkere en licht gele blaadtjcs bertaan, zyn cenigzins
p c k r u l t , en als met bruine haainjes op de binnenll c blaadtjes geliert.
In-t middeif zyn eenige gclc knopjes. De fteel geeft ?y-
2ige takjcs u i t , die of längs de aarde voortkruipen, of aan de
naby llaande gewaffen en llaken met hare klavierkens zieh vaft
inaken. De Ichoiie en fierlyke vrucht, die deze plant voort-
Drengt, dient meer voor het oog,dan voor den mondt , om dat ZV
zeer onfmakclyk,voos,en vol gatcn is. De Heer Jshan Cmncln
vertoont in zyn Amflcrjamfchtn Krmdbcf,foi. , o j , ft. een MrammCucumerim liidica, die, hoewel een fcort v a nÄwr - dtca zynde,van eene geheel andere gedaante is. Onder de vrcmde
cn rare plantgewaffen van den tfere Caffarm&w», Do f t o r
Num. 1. BUaumie Weß-Indifche Dipfas, of
äorß verujekkende Slang.
Z y is met fchubbetics van eene fchone licht blaauwe vcrwc
boven over hoc ganrdi e lyf bedckt. De dwars-fchutbctjcs, die
onder het lyf leggen, zynbynawi t , mcc zwart e ilrecpits overt
e k e n t.
Num. 3. Weß-Indi/ch ^ogeltje ^an een fchone
^verwe.
H e t kuifje is Hoog roodj onder de oogen heefc h t t witte en
fchoon blaauwe Ycdertjesj de keel, de bor i i ,e n het onderlyf zyn
licht cn donker geel gemengt . De vlerkjes en hct bovenlyf zyn
mec b l a auw, zwa r t , wit en gccl gewatcrt , of gcraarmert . Veraer
is het kort van benen, en g root van poten.
Num. 4. Ander iVeß-lvd'ifch Vogeltje.
Het is wel zo fierlyk getekent als het voorgaande. Het heefc
een git-zwart hoofidt, cn een lange witte bek. De borii en hct
onderlyf zyn van een hoog -weêvichynend blaauw. Het bovenlyf
e n d e vlerkjes zyn van ceo wcérllrâlcnd grocn, en de ftaarc is
donker groen.
ß VI E R .
r
s