V O O R B E R I C H T VAN DEN SCHRYVER.
Wy zullen dit Voorbericht met het volgende vaars,tot lof van het Opperwezen
, het welk alle dingen en kreaturen in de wereldt Zo wonderbaarlyk
heeft gefchapen en onderhoudt, befluiten:
Elk fchepfel zjfns geljken haart,
Beßaande naar v/n eigen aarit:
D e Boeder, daar 't al uit ontj
Is de Aard', met Geeß bezßvangerd ZA a d t ,
Daar -vocht en hroei de kracht aan geeft,
En dus door 's Hemels goedheit leefti
D i e ieder dan K^yn voe^el ß:henh,
Zo ivonderhaar, dat wie 't bedenkt,
Verßommen moet i/oor '/ <i>ys beleidt
Der eemeige Ofpermogendheit /
Een voedjel, dat hen houdt in ß a a t ,
Tot eens het leven mer uergaat.
I N D E X
I N D E X
R E R U M NATURALIUM,
qua: in
Tomo fecundo hujus Operis continentur.
B L A D W Y Z E R
D E R
N A T U U R L Y K E ZAKEN,
Welke in het twede Deel van dit Werk voorkomen.
T A B . I.
africana, Urta.
6 , 7. Cjiifus Canarienfi!, fiore ccnidido ^ citrino.
Kanarifche Cjtifus , of Lotus ' '
SlTwee Afrikaanfche Se
nfche Scytala-flangetjes.
Serpens Coralli
Serpens Corallina, "^ylanica.
Rood Koraal-llangetje
Serpsns Corallina. ^mboinetißs.
Koraal-ílangetje van Ambon.
Scßala Surinauietijis.
Surinaamfch Scyrala- of Stoki
' - " van Cèilon.
Num.
Scytalce ex Kova j-wuu HUpania.niiyumu.
Twei - • ' --
T w e e Scytaia-llangen uit Nieuw-Spanje. 4.
5 , 6. ^rportes Cobellas dici a. AmericancC.
T w e e Amenkaaiifche Slangecjes, die den naam van Cobella
dragen. /¿/rf,
7. SerpentHla gracilis, longa, Guitieehfts.
Lang dun Slangetje van Guinea , of Darmilaneetie genaamt.
^ "'/¿^rf
8. Anguicuhis Americanus, eleganter nariesatus.
Zeer fr^i gemarmert Slangetje uit de Spaanfche Weft-
Indien.
9. ^ceitulce bina, Xpßanicce ; Mas ^ Fcemim.
T w e e Ceilonlche Hagedisjes ; een raannecie , en een
^ y f j e . ii^id.
T A B . HI.
Momordica , Americana, fritiin reticulato. ficco.
Geel-rode vrucliten , groejende in de Spaanfche Weil-
Indien. ,
Serpens Atnericana , ccerulea , Dipfas diäa.
Blaauwe Wcit-Indifche Dipfas of dorft verwekkcnde
. • iàid.
Avicula Americana , variis coloribus piäa.
Weit-Indirch vogeltje van eene fchone verwe. ibid
Avicula Americana, altera.
Ander Weft-Indiich vogeltje.
Num.
Num.
T A B. IV.
Serpens indigena, comniunis.
Gemene inlandfchc Slang.
<^his indigena, tubcrofa) Mafculus ^Fcemina.
T w e e inlandfchc Slangetjes.
Lacertula iinìldrtiigae/ntctie^, ^i.v«i«r«i^d^e.s. .
T o m gioenc Hagedisjes.
ibid.
6
ibid,
ibid.
met drie kleine blaadibid.
Pag.
ibid.
6. Hydra, Zeylamca, Duberria di^a Cingulenftbus.
Ceilonfche Waterilang , van de Cingulezen Duberria fenaumt. ibid.
isboim, Xfy^^t'ica.
Ceilonfch tweehoofdig Slangetje. ibid.
8. Serpens Corallina . Sinenfis.
Sineefche Koraal-llang. ¿¿/^
g. Serbens Americana, lemnifcata, Xequi^iles di'if«.
GebandeerdWeft-Indifch Siangetje, Xeqiäpiles geriaamt. 3
IG. Ovum Serpentis majoris, pullo foüum.
Het ei van een grote Slang, met het jong daar in. ibid.
11. Ovum ferpentis minoris, pullo grasidum.
Het ei van een kleiner Slang, met het jong daar in ibid
12. Pullus Serpentinus, recens exclufui.
Jong Slangetje, dat eerit uit den dop is gekropen, ibid.
T A B. 11.
, 2. Scßalee bina, Americame , Amphisbsna: etiam ^
CcEcilias vocatce.
T w e e Amboineefche Scytala-flangetjes, ook ì'-weeìmfdig.
Ceciltjes genoemt
T A B . V.
Num. I. Serpens Sicula, Serena diäa, maculata; Mas.
Het mannetje van.de Sicilifche gevlakte Slang. 7
2. Serpetriis Seren^e Fcemella.
Het wyf j e van de voorgaande Slang. ibid.
3. Serpens Sega, Africana, Mas.
Het mannetje van de Afrikaanfche ¿í?^a-flang. ibid.
4. Serpeniis Seg® Fcemella.
Het wytjes j"tf;?¿i-flangetje. ibid.
5. Lemifcus Africana.
Takje van den Afrikaanfchen Lentifcus , of Mañixboom.
ibid.
T A B. V I.
Num. I. Ser pens Ibiboboca ; feu Serpens perelegans, Braßlienßs.
Schoon getekende Braziliaanfche Slang, naar de taal dec
inwoonderen Ibiboboka genaamt. ibid.
2. Anguis ex Regno X^enegce.
Slang uit het ryk van Zenega. ibid.
3. Serpens• variegata, Americana.
Bonte Weft-Indifche Slang. 8
4. Serpens Biceps, Americana, rubra.
Tweehooldige rode, blinde, Slang. ibid.
t a b . VII.
Serpens Jaculus, Amboineiijis, perclegans.
Schone Ambonfche Slang. Hid.
Avicula Amboinenfis, discolor ßT perpulchra.
V e e l v e r w i g en zeer fchoon voa;eltje van Ambon, ibid.
Amphisbaena Amboinenfis, corto guelfi reti adato.
Zogenaamde tweehoofdige Slang , wiens huidt zieh als
een net vertount. ibid.
Antphisbaena Amboinenßs, fquamis ruhicimdis obdttcfa.
Zogenaamde Tweehootdige, rood geicliubde, Slang van
Amboina. 5
T A B . VIII.
2. Serpens Ceyionictis, perelegans, Myopkagus.
Uitnemend fchoon getekende Ceilonfche Slang, die nn
de muizen aaft. ibid.
Mus Aranens. India Orientalis.
OolMndifche Muis, levende van Spinnekoppen. ibid.
l'ipera vera, India Orietrtalis ; Mas.
Rechte Oort-Indifche Adderllang 1 het mannetje. ibid.
ibid.
ibid. Num. i.
P'ipera fquamofa, Surinamenfis.'^
K l e i n Surinaamfch Addcrtje.
Lacería aculeata, Promontorii Bona Spci.
Geilekelde Kaapfche Hagedis.
Tapavaxin; Jive Lacerta orbicularis, minor ,
torii Hona Spei.
Rondbuikigc Kaapfche Hagedis.
^}uícus Muritimus, Africanus.
Ainkaanfch Mos.
T A B . IX.
ibid.
Pi'omonibid.
Serpens Mas, Lemnifcatus, Lnfitanis Chavquarona diña
Portugeefche Slang, Chayquarona genaam't , zynde bet
mannetje. ibid.
Serpens, Fcamella prion's.
Het wyQe van de voorgaande Slang. ibid.
3. Serpen/