64 R E R U M NATURALIUM
• t i s , ip&qiie ext rema , maculis nigncant ibus guttata f . n t , excepto capi te, quod parte fui ant ica pra^gran: '
des gerit fcjuamas, ruffcfcentes.
Num. y. Mus, ex Norvegia, cinereo fufcm.
- ; „ i l ! o raudet ' rof t ro, capite longiitfcuio, brevibus latisque auriculis, promifTo my f t a c e , ^ . t r i n q u e ad lat
e r a I r i m ^ r T e e n t b o r l u m ejur l a t u m & incurvum eft, abdomen pendulum, femora grona, pedum
d T g i r i o n ^ , afutL u n ^ n b u s adVodrendum adaptatr. . T a lpa rum emm mftar m erufs lub terra a n t r . deg
i f . Pilus ex dilute cinereo fuícus eft.
Num. 6. Ahrotanum, Africanum, foliis tenuijfmis, flore luteo.
F o l i a Abrotani noftratis ccmula, anguftiffima funt . Flores pulcherrimi lutei, in corymbos quafi con-
J ™ è S ti ftamina tenma villola em.ttentes, ex ap.cbus caulis & ramorum, inter frondem
f e n m f f i m e film, emergentes, long.s innix: petioUs, caudx pavonmx ocellos mruantur . Truncus fpad
i c e u s - eft lignofus.
Num. 7. Frutex, Africanus, Aromaticus, Flore fpicato, exiguo. Erica foliis.
• Foln Erica: a -mula, acuta, tenuia, juxta fe i n v i c e m ordmatè disponuntur. Truncus plures emittit ram
o s LneTterum al os mu,ores : quorum ex apidbus fingulrs prominet flos exiguus, iuaveolens, lanu-
^ no&s caha uri-,dens obfcurè f u ¿ o , ur o d o lacinias d.vifo, lupra autem qumque petal.s tanquam
f Z ^ o n us Ctuque fior, fuccedk conceptaculum feminale,i n quatuor loculamenta d r f tmf t um, quor
l fo^iUs S^-rentlia (emina oblonga, fuíca. In Hort. Ar>,Jl. Tom U , f g . frutex ejusdem genexl
r f « ^ tónbitur, mukùm taníen, 8. quoad fol .a, & quoad fiorem, ì rroftro d.screpans Cunofi
f u . m t lanugmem flor.s hujus mrcroicopio obj ic.endr, v.dimusque effe ear n pene a rgenteam, vrllofam, &
a l b o ferico infei t o limilem.
T A B U L A SEXAGESIMA ET AUARTA.
• N um. I. Serpens Acontius , five Jaculas, Anurie anus, ex infula S. Cruez,,
fquamis prxgrandibus veftitus.
A n t i q u i Scriptores Aconú., aut Jaculi, nomen huic Serpentum fpeciei jure rneritoque dederunt : caud
a I m q u e gaudet acumulara, cu,us extremo bini adhcerent aculei , mmu u qu.dem, led acut i l f im, , b.-
T d ^ S e r L t u m Unguis firn,les. Qtun Se perpetuo ferè in arboribus del.tefcent.a ha.c Ammal ia, pra^dam
o b v i ^ i ,^a<.aciflui oculorum aci^detetìam; laltu quam velocifiimo impetunt , vix evaiuram : prout
Ì f l a m l^remoravimus. Caput hujusce, longum] oculos pr^grandes. latasque p r . fe ^ maclas
O s lupra & intra acutis dentibus armatura eft. Frontis, & reliqu. corporis fuperni, fquamE mer^fe
ncn bczct, behalvcn h(t hoofJt , dat mct grote rosachtige fchubben
van vorcn is beklced.
Num. 5. Licht afch-hruine Muh, uitHoorwegen.
Zy hccft ecn fiiuit en btk gelyk ccn varken, en is lang van
hoofdt, mct kottc, brtdc ooren, aan weerzydcn van den ncus
mcc lanohiuirigi; knevelbaardcn. Voorts is i c dik en kro.inachtig
van rüg, mct ccn nccrhangcndcn buik, cn dik van fchinkels,
hcbbcndc lange klamwen , mct fchcrpc nagclcn, om de aardc
WCB tc krabbcn. Zy hcbbcn harc woning in holen, of uitgeholde
aarde, gelyk de Mollen. Haar haair is licht afch-brum.
Num. 6. Afriiamfche A-veruit, met fjne Uaderm
, m eele hioemtjes.
De bloeinties fchicten in bundcltjcs en kleine hnairige fpicrties
uit hct raidden van de bli)cni. De bloemen komvn tuflchcn
het lof of de fmalle blaadtjes uit den bovenften top van den ftam
cn de bytakies mct lange ftccltjcs uitrprailcn, cn vertonen cen
ficraadt als cen pluim uit ccn Paauwcllaart. De ftam is bniin en
houtachtig.
Num. 7. Haßergewafch uh Afrika, met een dünnen
hruinm ßeel.
De kleine puntige bladeren van dit gewafch ftaan als Hei nevcns
Clkandei- in order, met vcrfghcidc uitfchictcndc kleine rakies
de ecn uit den ander voortkomende. Uit ledcr van dezc
toptakjcs komt ccn klein blocmtjc van ccn aangenamcn rcuk,
Eanfch pluizig en wol l ig, van ondercn omvat mct acht donker
brumc blaadtjes, en van bDvcn mct vyf als cen kroont e. leder
blocm heeft vier vcrdcclde zaadhuisjcs, en in icder vcrdcUng bcvinden
zieh drie zaadkorrcltjes,langwerpig bmm. In het 1/Deel
van den Miriumfcbm Kruidbof, fig. fP, wordt cen d.crgelyk
Hccftergewarchvcrtoontcnbcfchrcvcns doch in gcdaantc ycel
vcrfchillende van d i t , zo in bladt, als bloem. De lloempluisjes
hebben wy uit liefhebbcry door ccn vcrgrootglas befchouiwt, cn
bcvondcn, dat zy ganfch zilvcrachtig cn haamg, als witte ongefponne
zyde, zyn.
V I E R EN ZESTIGSTE TAFERCEL.
Num. I. Groot- ^efchubJe Pyl- of Jngejßang,
njan het eihmdt St. Craez, in de Staatliche
mß-Indien.
De oudc Schryvcrs hcbbcn aan dit gedacht den naam grgevcn
van ^cmiia, of ylitgilfiani, dien ooli verdient, om dat zy ecn
fpitfen (hart hccft , waar aan zieh op 't cinde twcc klcnie
punijes , als angels, vertonen , gelyk ecn tong van ecn Hallen
dat zy haar mecftc v gc t j " : ' crblyf in bomcn1 1h eeft , om op
liaar aas te palTcn, d it haar door haar Icl gczicht en fchiclykcn
fprong niet L n ontfnappcn, waar van wy rccds in ons vooi'gaandc
hebben gcmcld. Dczc flang is lang van hoofdl, groot van
oogen, en breed van kakebenen : ook is de b ek, zo van ondercn,
als van boven, vol mct puntiec tandcn bezet. Harc voorhooldsfchubben
hcbbcn de zclvcgcdaantc als die van het bovcnlyf.zynde
LIT