•5 4 . • R E R U M N A T U R A L I U M
«que limbiis prscingit pulcherrimus, ctiipulus, luteus, coniu duritie referens. Dentes in ore niillos rcperias.
Nnres exigux admodum func, & anguftic. InnoccnSj nec maligna iis eU; indoles; & pabulum
minora infefta, Erucx nirairum & Aranea:, fuppeditant.
° Num. 3. Serpens, Corallina, Siamenfis, rarijjim'a, lemnifcata.
A capite ad caudam'usque rubicundis, & albis, alternatim cingitur lemniicis pulcherrima hxc Ser-'
pens J longiuicula'ca:terum & tenuis, elcgantique capite conipicua. o
N u m . 4. Serpens, Siamenfis, eleganter lemnifcata.
Hujus pariter venuftiiEmè pidlum corpus, à capite elegantiifimo, ad caudcc uscjue apicem, alternis
ambiunt alba:, nigrique, ta:nia;, annulares.
N u m . 5. Serpens, Siamenfis, altera, t/miolis 'variegata.
•Vifu hiEC jucundiiiìma, iùave pra: iè fert capitulum ^ {quamasque tenues, albicantes, tamiolis nigris
pulchrè variegatas, in ambitu corporis exhibet, piòta prxterea venulliilìmè.
N u m . 6. Erica, Africana, Coris folio, florihus ohlongis, infignihus, in capitulum
congeßis.
Ploícali, dilute purpurafcentes, tubulati, caliculis excipiuntur iinguli quinquefidis, coronarum a:mulis;
inquc capitulum aggregati, tener.! lanugine fubhispidi, ob mellis copiam, apibus funt in deliciis.
Planta ha;c pumila, haud alté de íblo fefe ef ftrt, videturque eadem fortaíTe illi , quam fub nomine Eriche,
Afriam^s, Caris folio, hisfido, Cermthoides, deícribit Breynius, Cent.I, 15.
N u m . 7. Erica, Africana, Tulipifera, Coris folio.
Pulcherrima ha.-c plantula minutos geri: floículos, ex rubro, & albo, variegatos, Tulips émulos.
N u m . 8. Aßer, Africanus, fiore rubicundo.
Folia integra, conjugara, exigua, rara, tenui cauliculo adhxrent. Difcus floris luteus, fex in ambitu
emittit Íemiflofcníos vegeté rubicundos, albefcente limbo pretextos. Florem excipit calix, viridis, in
ícx legmenta divifus, pedunculo, latum digitum longo, innixus.
T A B U L A
Rondom den bck hebbcn zy ecn ficrlylc gckrulden gdcn foom, tjes cn fmalle zwart gemarmerdc bandtjes rondom het lyf , en bcdie
ZG hard is als hoom. In den niondt vindt men gcne tanden. halven dat fraai geteltent. g
Z y hebbcn kleine en fmalle neusgaten, en zyn niet kwaadaardig.
H'aa—ar vocdfel Lb-e.-lLla a-t in klein ong edi e r t e , ge l. yk. rufpen en
fpinnen.
N u m . (i. Afrïkaanfche Bei y met hìaderen aïs die
Dan de Cori?.
D e bloemen zyn licht-rood, in gedaante als buisjes, of kokers,
omvangen met vyf bloemkclkies, gelyk een kroontjc. De
bloemtjes, die in ecn hoop aan inafkander zitte«, zyn fyn ruig-
N i i m . 3. Zeer rare Siam/che
Z y is met rode en wicte brede banden van het hoofdt tot het haairìg, cn aangenaam voor de byen, om dat 'er veci honing in
litcinde van den ilaart gefiert. Zy ìs lang en dun, en heeft ecn Di t gewafch groeit laag by den grondt, en fchynt het zelve
uitcinde
iìcrlyk hoofdt. te zyn, dat Breynius Cent. / , zy noemt Erica jifrkana, Coris/oho
y hispido. Cerinihoiáes.
N u m . 4. Aangenaam gehandeerde Siamfche Slang. Nu m ,
Z y is ongemccn fraai getekent met witre en zwarte banden
ringswyze om het gchclcTyf,van het hoofdc,dfrtficrlykgctekenc
i$j cot het uitcinde van den llaart.
.7. Afrikaanfche Heiy dragende kleine ßerlyke
bloemtjes, als Tulfjes.
Tuj zyn rood cn wit van vcrwe. De blaadtjes zyn als die van
de Coris.
N u m . 8. Afrihaanfche Sterrehloem. •
N u m . 5. Twede foort der S/amfche Slangen j zeer
ßerlyk en aangenaam om te zien. Ze is zeer iicrlyk mec zes bloemblaadtjes, van den binncnkant
fchoon rood ,mct cen witten foom, cn ecn gecl hard knopjc,be-
. va t , mct zes groene bloemblaadtjes aan den Itcel, ecn vinger
Z y heeft een vricndelyk hoofdt, cn is wit mct fyne fchubbc- breed lang, voorzien met cnkele kleine blaadtjes.
V Y F