T H E S A U R U S . 91
Serpentes, conipicillo omatas : & quia Harum quam proximè simula eft, nec adeo ubique obvia, hinC
commode hic exhiberi poíTe, nobis videbatur. Caput venuílum, magnis teilum fquamis, collari dilaté
cinereo fuccingitur : humeros pariter obfcurè ruíFa fafcia redimir. Ca:terùm uniformiter ex rufío cinereus
color, albo variegarus, per fquamas univerfi corporis fuperni regnar. Ventris íquam® transverfales
dilute cinereo colore reíplendent.
N u m . 3. Serpens i minor. Peruviana, fine confpicillo.
Hae utplurimùm foeminini funt fexûs ; nec latioribus donatx fcapulis ; fed nigro fufci coloris, Sc collari
prxcin£la:. Occiput, quod antica parte obicurè rufFum eít, retrorfùm verfus albeícit. Squamar fupern
i , ex ruffo dilute cinerei coloris, fmgulx íaturatum magis ápicem gerunt : fubrus in totum albicanc.
T A B U L A OCTOGESIMA ET SEXTA.
N ü m . I. Serpens i /Efculafius y Orientalis, maximus,
Èx Ínfula Ceilanieâ miíTus hic Serpens, per fquamas infernas cincreo-luteus, per corporis íüperni íquamas
lúteas Sturate fufco colore obumbracus, magnis, lacis, anguftiscjue, txniis, piene fpadicds, annulariter
tocum corpus ambientibus, ornacur : ad lacera, & veneris íquamas cransverías, ex cinereo dilucè fiavus
régnât color. Caput breve & parvuni ex albo & fuíco pulchrè variegacur: binoe albicances macukç front
i , annulusque albicans cervici infcribitur : dences valdè minuti. Cxcerùm viiu pulcherrimus eil hic Serpens,
totus teres & carnofus. Squama nigrofufcs eleganter lucidum emiccunt tonum. Cauda obtuía.
Hujusce generis aliunde delati jam dum in Tab. LI & LH &: aliis meminimus, ita ut plura de eo dicerc
fuperfedeamus. Serpens hic humanicate fingulari dono mihi datus eil i vcteribus & honoratiilimis amicis
meis D. Balthafaro Schayd ejusque Socio, mercatoribus Amílela^dameníibus.
Num. 2. LacertfáSi Americanus^ Amphibius, Tupinambis diäus.
ElegantiiTimus hic Lacertas alio etiam nomine Saun/egarde vulgo appellacur. Pro vera hiftoriâ venditatur,
quod Amphibium hocce in aqua (alto enim mari iè non commitcic) Crocodilum, qui pariter Amphibius
terrà marique vivit, prorumpencem audiens aut videns, vehementem edat ejulacum pr^e mecu,
ne à Crocodilo prenenfum deglutiatutj quo percepto homines, natandi aut lavandi gratia aqu^e immerii,
quam ocyiTimè itcus petanc; quum Crocodilus homines quoque invadat, ut ut ob pedum brevitatem
curfu haud adeo velox fit, ac ilii aut Lacertus Sauvegardej qui hocce nomine infignicur, quia ejuiatu
fuo vitam hominum fervat & tuecur. Eft hocce animal , prsterquam quod quatuor iníillat pedibus,
in quinqué dígitos, acutis & incurvis unguibus munitos, fiflis, ca^cerum Serpenti in omnibus
fimile. Colore &c forma, tum & magnitudine, U eleganti pidturs diverfitate, variant hx Lacert.t.
Hujusce
wordt zy onder de Brilílangen gerekent. Om dat het een vremd
ftuk is, cn eenige zweem heetc van de BviUlangcn, hcbbenwy
goed gevonden het alhier 00k plaats te gevcn. Het hoofdt
' j s f i c r l y k en groot gdchubt, met een licht-afchverwigen halsbandc,
gdyk over de fchoudercn, daar zy met een donker-roíTen
bandt is getkr t . Verdcr is zy eenparig ros afchverwig, met wie
doorraarmert over de fchubben van' t ganfche bovenlyf. De
onderlyfTche dwarsfchubbcn zyn licht alchverwig en glanzig.
N u m . 1. SJangetje 'van Peru zonder hril.
Doze zyn gcmccnlyk V7fjcs -, zyn 00k niet breed over de
fchoudercn , cn van verwc donker-bruin , met een haisbandt.
Over het achtcrhooRIt, dat van voren donker rosachiig is, zyn
z y wit: over de bovcnlylkhe fchubbctjes zyn zy licht ros-afchverwig.
leder Ichubbcrje heeft een donkerverwig uitcindc. Van
ondcrcn zyn zy ganfch wit.
Z E S EN TACHTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. AÜergrootße foort aian EscN!apuS'(!angen
y njain Ceilon.
Z y is afch-gcel op de grondfchubbcn, met donkcr-bruin op de
bovenlytTchc gelc fchubbcn bcichaduwt, cn met grotc, brede en
fmallc, hoog^ruinc , banden ringswys om het ganfche lyf bekleed.
Aan de zydcn cn onderlylfche dwarsfchubben zyn zy licht
afch-gcel. Het hoofdt is kort en klein,fieriyk met wit en bruin
als gemarmert. Zy hceft twec witte plekkcn voor het voorhoofdc,
met een wie ringetje op den nek, en is zeer klein vnn
tandcjes. Verden is dcze flang iraai om bczicn tc wordrn , cn
doorgaans heel rond en vleefchig. J)e donker-bruine fchu^bt-n
hebben een fchonen glanzigen weérfchyn. De iiaarc loopt itomp
toe. Wy hebben leeds van dit geflacht, uit andere gcwelh'ii
bekomen, in 't LI en L H Tafereel gefprokenj zo d.ü: wy d-.iar
niet mcer van zullen zcggen. Dit fchone ituk is ons op cene
vriendelyke en heufche wyz e gefchonken van myne <-.ude en ze:T
waarde Heeren en Vrienden Balthazar Schayd en Comp, koopheden
te Amfterdam.
N u m . 1. Weß'lndtfche Hagedis, in ^t nvater en
op 't landi lenjendcy Tupinambis gevaamt.
Dcze uitnemend fchone hagcdis wordc gcmecnlyk Sauvegarde
gemiamt. Het wordt voor eenc zckere waarheit vc-rhaalr,dat die
haU'(lag,a1shetin'twater (wuntdiep in zee begcvcn zy zxh n^ct)
cen krokodil, dat mede een halfilag is, in 't water en op 'í landt
levcnde, hoortofziet komen, ecn Iterk geliiidt brgint te mak
c n , uit vreze van door den krokodil verrafcht en opgefnupt te
worden, waar door de mcnfchcn, die zieh te water hebben bcgeven
om te zwemmcn, of zieh tc baden, op het fpoedigfle het
landt zocken te berciken,de\vyl de krokodil ook op Je mcnfcheti
aankomti doch met zyne körte bcnen zo fei niet kan lopcn als
cen menfch,oh e e n w e l k e n naam dezc hagcdiíTen drag
e n , om dat zy door hun geluidt oorzaak zyn, d.tt de menfchcn
hun leven behôuden. Dit dier is in alle dclen een flang gelyk,
uitgenomen dat het viervoeten hecft, gtlyk alle hagediflcn, en
aan elke poot vyf vingcren of klaauwcn, met fcherpe, krrmacht
i g e , nagclen. Zy zyn verfchciden in verwe en gcdaante, als
mede in grootte cn ficrlykc verandcring van tckcning_ Dcze is
ongemeen fchoon. Over het donker-bruine boVeDlyf, dat met'
Z t «er