TAU. XXII.
T H E S A U R U S .
N u m . 4. Serpens, Cacilia, feu Scytde.
Proferì hanc Serpentum ^eciem India tarn Oriental's, quam Occidentalis. Nec habitu, nec inicriptione,
mukum ab invicem difFerunt, diverlò fub coelo natx : Orientalium dunuxat rubedo magis fufca
e f t , & nigricantis,qua pollent,tsniatE quafi, pidurs color iiitenfior. Minutis armat® deuticulis, fenia
olfaitus carent.
N u m . 5. Scar aims, uoUns.
Lyricen, Belgicc Lierdraaier, vocatur, quod homotonum Lyra: ibnum edat: iònum, quo fernet ipfum
Serpentibus prodit ejus impatientiflimis ; a quibus paulb poft ex infidiis captus devoratur, prout lupra
fub Num. I jam adnotavimus.
N u m . 6, Santolina, Amboinenfis, foliis teretihus, ine ants.
Semen h i c Pianta profert, majori virtute anthelmintica prarditum, quam Smtonicmn in officinis vulgo
diftum, ex :/i^pto ad nos translatum. Volatili enim & aromatica vi illud communi huic antccelht.
Videtut eadem eife cum SantoUnd, incanii, Chamameli odore fuaviore, H. Boerhaaw Ind. alt. Plant.
Tom. I, p. l i j , Num. 5.
N u m . 7. Erica, marina, Amboinenjis,
Elegans fane hxc Piantala eft, cujus folia teretiulculis conftant articulis, aut granulis, ita fibi mutuò
adpofitis, ut margaritas referant funiculis colligatas.
o
N u m . 8. Duo ^¡ma feminalia Plants Num. 6.
N u m . 9. Aranea, Serpentis "u-iperin^ N u m . 3 efia.
T A B U L A V I C E S I M A S E C U N D A.
N u m . I. Serf ens i Americana, elegantijjima, maculis nigris ^ alhis notata,
Omnem corporis fuperficiem fquamic tegunt niveo candore conipicuc j cui nigerrimx fuperinducuntur
linex, fe invicem reciculatim aecuilantes. Ort« hx linea: à medio capitis (ubi per diluEiifimain &c
pene evanidam earum nigredinem fubjetStce cutis candor pellucet) ad cauda; usque dimidium decurrunt;
cujus reliquam dein partem nonnull^e hinc inde quadrangulares maculxj nigricantes^ teflcliarum xmuix',
diftinguunt. Caput fere album nigra quail vieta tegit. Veneris iquama^ transverialcs amplx fune
& longiufculac.
Num.
Stokjìang, en daarom Scy tal e genaamt.
Z y komt uit Ool l - en uit Wef t-Indiei maar de zclve vcrrchil»
len wcinig van elkander in gedaance en cekening , uicgcnomen,
dat die uit Ooft-lndic bruiner rood zyn, en hcc zwarc ^cbandeeide
borduuifel van hogcr venve is. Zy hcbbcn kleme
tandtjcs, en gcen reuk.
Nuni, 5. Vìiegende Tor,
Z y wordt àc Lierdraaier genaamt, om dat zy con gekiidt als
dat van een lier maaktj een gcklank, waar door zy zich zelve
aun de Slangcn, die het niet kuiinen verdragen , gelyk boven
Num. I is aangemcrkr, vcrradcn, zo dat zy daar van vcrrafcht
cn opgcQokt wordcn.
Num. 6. Amhofijch Cypres- of Wormkruidt,
mt ^'ote ronde
Hct brengc cen zaadt voort , dat van meer weikingc op de
wormcn is, die in 't mcnfchelyke ligchaam zyn, dan dat uit de
Levant komt, om dat hct van iterker cn viugger kracht wordt
bevonden dan het gcmene. Het fchynt het zelve te zyn, dat de
Hr. Boerhaave in zyn Index alt. Ptant. T. f. i i j , N. f , dea
naam gecft van Santolina, incatia^ Chamameli odore fuaviore.
N u m . 7. Amhonfche Zeehei.
Het is een fierlyk gewafch,uit kleine ronde leedtjes, o f knop»
j c s , die als aaa een geregene perelrjes zyn, in pla^ts van blaad*
tjes beftaande.
N u m . 8. Tivee korreltjes ^an V Staadt Num. 6.
N u m , p. Sfinnehf, daar de Viperßavg Num. 5
op aaß.
TWEE EN TWINTIGSTE TAFEREEL.
N u m . I. Uitmuntende Slang uit de Spaanfche JV^ß'
Indien, met z'warte en 'witte ^lakken getekent.
D e fchubbcn zyn over het gehele lyf fneeuw-wit, mct git«
zwarte kruislynen overtroldccn, gelyk een net. De zwarte kiuislynen
beginnen van de helft van 't fiooFdt af, daar de zwartighcit
geheel verflaauwt, en de witiigheit van 't onderleggende vcl
doorfchynt, tot op de helft van den ftaarc. Op de andere helft
vertonen zich heen en weder eenige Vierkante, zwai tc, plekkcn,
gelyk dobbelftenen. Het hoofdt is byna w i t , met een zwaix
Ruifje. De dwarsfchubben onder het lyf zya lang en breed.
F i Wum.