jrb E 0 p e r ■ S r ï s e s . ïgy
jngefprengd zynde; by Fahlun in Sweeden inA WjV
de reeten van den Grond der Kopcrmyn; in x x v i!
Gornwall in ondoorfchynendc Melkwitte STU““tp“
Kwarts; by Saska in zuivere Kwarts, en met Gedeegeq
bruine Aardige Koper-Erts in Zeólithfpaath
in 5t Groot- Hertogdom Florence: fomtyds
Uaairvormig, dat men Haairkoper, Koperwol o f
ftopermos tytelt. Zodanig vindt men het in
Opper-Hongarie en by Moldawa inTemeswar
Bannaat. Het laatlie vervalt tot een roodachtig
Sto f, ?t welke geen Koper houdt. Ik heb
zodanig met gedeegen Koper en Berg-Groen,
yan Dinckler in groot Kamesdorff in Saxen^-
Eindelyk vindt men ook Boomachtig, Takkigy
gedeegen Koper; by Fischba^h in eene Stervormig
Straalige, half doorfchynende en in ?t
duiftèr licht geevende foorc van Keizelfteen 2
als ook by RippoltfaiHn ’c Furftembergfe, by
Kapnik in Sebenburgen , by Saska in Temes-
war en by Kontzöfer in Siberie. Gemeenlyk
maaken de Takken een feheeven hoek, zynde
langer of korter en dikker of dunner. Het
komt ook als gebreid voor, dat men in ’tHoog-
duitfch geftrikt noemt , in de Urbansmyn by
Saska voorgemeld. Ik heb zeer fraayBoom-
achtig gegroeid gedeegen Koper van Breid*
bacft en elders uit het Keulfche-
Deeze Verfcheidenheden komen by L in - Masfief
ejjeus voor; alzo de drie laatflen tot zyn
fpruitend Koper (Cuprum germinans) behooren. Pe. *rr k . XLvr.
W A L - n s .
|II, D s e j» V.Stuk.