AtoEKL U'C wordt; die der Gebergten is eeri
XXili. Steenige Erts, fommig blaauwachtig en masfief*
*£k!FD* andere langwerpige Tin - Kryftallen in een
Mg. 3. Okerig Gefteente, als in Fig. 2 , is afgebeeid|
welke eerst fyn geftampt en dan ook door was.
fchen gezuiverd wordt: waarna men uit de
eene Zo wel als uit de andere, met Kolen*
Gruis vermengd, even als uit de Sumatrafche
het Tin fmelt.
Overvloedigst komen dezelven voor op ’ t
Eiland Banka, benoorden Batavia aan de Kust
van Sumatra; welk Eiland als een Berg van Tm*
Zand en Tin - Steentjes fchynt te zyn , die ik
beiden van daar heb bekomen. De Palamban*
gers hebben aldaar ruim vyfentwintigduizend
Chineezen geduurig bezig aan k graaven van
het Tin-Zand, waar van 125 Pond gemeenlyk
7oPond T in , in Schuitjes, uitlevert. Noopens
de manier van zuivering, welke men aldaar
omtrent het Tinzand waarneemt, en hoe het
Tin daar uit gefmolten worde, zyn wy thans
naauwkeurig ond errigt (d ).
Ti*MC-e De Tin-Er£s is °p den Aardbodem niet zo
aeu, ^ algemeen verfpreid als fommige andere Me-
taalen. In Afrika en Amerika zyn ’er weinig
fpooren van bekend. In Europa vindt men 'e
maar op eenige plaatfen , gemeenlyk by losfe
Klompen,zelden in Vlotwerken ofLaagswyze.
Corn-
OQ Bmviafth Gmotfthap Verhand, III, Deel , bl. 133*
m
Cornwall, de Zuidelyke uithoek van Enge- A«***
land, is deswegen van ouds beroemd : en Hoofd-
fommigen willen dat Brittannie daar van z y n STU!1,
naam bekomen hebbe. Voorts vindt men
*c ook rykelyk in Bohemen cn Saxen; ja Swee-
den en Spanje zyn ’er niet geheel van ontbloot.
Mooglyk zyn ’er nog andere Mynen
van , dewyl ’er in de Schriftuur ook reeds
melding van gemaakt en te Tyrus Handel me»
de gedreeven werdt (e).
In ’c algemeen zyn de Tin - Ertfen, dat zon* rin| u^®‘
derling is en tegenftrydig met de natuur van Ertfen.
dit Metaal, harden zwaarwigtig, afgefchraapt
lichtgraauw en hebben dikwils een wit beflag.
Z y ftnelten op zig zeive niet en ook niet ligt,
vereifchende een vry fterk Vuur, zelfs wanneer
’ er Kolen-Gruis is bygedaan. De Damp,
welken zy in *t Vuur uitgeeven, is doorgaans
Arfenikaal, en veelen worden eerst door Roosten
daar van gezuiverd. Moeielyker valt het
de Yzerdeelen , hoedanige dikwils daar in en
«onder zyn vervat , uit de Erts te krygen; ’t
welk o f met den Zeilfte.en o f door wasfchinge
gefchiedt. Even zo reinigt menze van de
Stéenige en andere Stoffen, na dat zy fyn geftampt
o f gemalen zyn en de Zand*Ertfen van
haar Zand. Doch hier omtrent is een aanmer*
(«) Ezkch. XXVIÏ. Vers iï« Nümeri XXXI. Vers 3*.
III.' Deel. V. Stuk»