111.
ArosEL.
XXV1IL
H oofd*
stub.
Groote
waardy
van dit
Metaal.
Salomo nog ongelyk grooter Schatten op-
ftapelde. H cram, de Koning van Tyrus,
zondt hem een Gefchenk van honderdtwincig
Talenten Gouds. Jaarlyks kwamen voor hem
in-, zeshonderd zes en zestig Talenten. Hy
deedt tweehonderd Rondasfen maaken*van ge*
fla-gen Goud, ieder zeshonderd Sickelen, dat
is omtrent tien Pond, zwaar, en driehonderd
Schilden, van drie Ponden Gewigts, welken
hy deedt weg leggen in <zyn Huis des Wouds
van Libanon (O. Alle die Schatten werden ,
-onder zyn Zoon R e h a b e a m , door den
Koning van Egypte geroofd ( p ) .
In de herhaalde herftellingen van den meer
dan eens -verbranden Tempel , zyn ’er die
Schatten niet weder in gekomen; tot dat, by
de geheele verwoefting van Jerufalem, al het
gene kostbaar was door de Romeinen weg ge*
voerd werdt. Waarfchynlyk zullen de nabuu.
rige Koningen zig verrykt hebben met het
Goud, dóór Da v i d en Sa lomo vergaderd
-en door Schepen , langs de Roode Z e e , gehaald
van Ophir , mooglyk van de Ooftkust
.van Afrika o f uit Oostindie. Dit Goud van
Ophir was in de grootfte achtinge onder Is*
raël. ,, Ik zal maaken dat een Man dierbaar»
« der zal zyn dan digt Goud ,en een Men -
„ fchè dan fyn Goud van Ophir ” , fprak God,
door den dienst van den Profeet (<?). „ De XX V III.
„ Wysheid kon niet gefchat worden tegen fyn 4^ ° rD‘
,, Goud van Ophir, noch tegen den Sardo-
„ nyx of Saphier” (V). Het allerzuiverfte was
in zulk een waarde , dat nog onder *t nieuwe
Testament het Bemelfche Jerufalem, Zinnebeeldig
, gezegd wordt, geheel te zyn van
zuiver Goud 0 ). Hierom hebben zig andere
Natiën, mede, als om ftryd voorzien van dit
begeerlyke en kostbaare Metaal. Hetzelve
o o k , hoe zeer nadenhand vermenigvuldigd ,
heeft nagenoeg de Waarde ten opzigt van
Zilver, die het by de Jooden badt, behouden,
te weeten als tien tot één. Dit was, toen
Juli us C j e sar, door het plunderen van
Steden en Kerken , zo veel Gouds te Rome
byéen gebragt hadt,nog;even z o , en heeft een
geruimen tyd plaats gehad onder de Romeinen;
doch naderhand , meer o v e r ’t algemeen
verfpreid , is het allengs van een weinig meer
Waarde geworden ; gelyk wy zien, dat he-
dendaags een Mark van het ’fynfte Goud op
355 Guldens, en een Mark van het fynfte
Zilver op a j Guldens gerekend wordt ; dac
is
(#) Jesaia , X1IÏ. Vers 14.
( r ) J o b , XX V III. Vers 14.
(O Opens. XX L Vers 18.
IIL DkEXu Yt SsUK,