4» H i t L o o d , en
AfDBBia Onder de Lood-Ertfen heeft onze Ridder
xxiv. de volgende opgetekend.
Hoofdstuk.
I t. ( i ) Lood, dat Teer Ungachtiggeh'yftallizeerdis,
Plumbum
turnt. Deeze Lood.Kryflallen komen in het opperfte
Kryftat’ des Markgraaffchaps Baden - Durlach, by Balen.
zei, by Gislof in Schónen , ook in de Siberi-
fche Bergftreek Bulyfchtau, in de Engelfche,
Bergfe, Saxifche, Haartzifche, Boheemfchel
Hongarifche en Sevenburgfche Mynen, voor-
naamelyk by Ratisborzits in Bohemen , by
Dognatska in ’t Bannaat van Temeswar, meest
met de gemeene Loodglans voor, van welke
z y maar door de uiterlyke gedaante verfchillen.
Zy hebben een fterken Glans en eene gladde
Oppervlakte , die fomwylen , gelyk in eeni-
ge Mynen van ’t Engelfch Graaffcbap Derby,
met Paauwenftaartkleuren praalt. Zy zyn niet
hard , buitengemeen zwaar, en van onderfcheifen
geplaatst. Nog minder komt het my waarfchynlyk
voor, dat Lood, door wegneeming van eenig Metallyn
gedeelte, en byvoeging van eene fmelt- of brandbaare Aar-
de , in Zilver vermndtrlyk zoude zyn ; gelyk zyn Ed.
uit WalleBius , volgens H enckel , bybrengt.
(2) Ptumbum Tesfellato - Cryftallifatum. Syst. Nat. uts.
Sp. 2. Hexaè'drum. Oftaedrum. Quatuordecedrum. Vi*
glntifexedrum. Mus. T-esf. 62, 64. Plumbum Sulphure
minera lifatum. Argento mixtum, Colore albo coernles-
cente cryftallifatum. Wa l l . Syst. Min. II, p. 304. Ga-
lena cryftallifata. Cronst. Min, 188.
D E L O O D - E R T S E N. 43
feheidene, meest piïddelmaatige grootte, fom- ML
tyds klein, gemeenlyk op elkander o f aan an-* ixxiv.
dere BergftofFen aangegroeid , zelden los engTUK>
pok wel met Aarde of Zand vermengd, ’t welk Lood-
men dan Loodzand noemt. In de Zegen Got- Krtif‘Men
tes, by Andriesberg op den Haarts , breekt
Rood Gulden, en in den ouden groenen Tw yg,
by Freyberg, Wit Gulden , benevens vermomd
Zilver, daar in.
Van verfchillende Geftalte , die echter air Geftalte,
toos naar ’t Dobbelfteenige zweemt, komen
deeze Lood - Kryftallen voor. Sommigen
maaken volkomen Teerlingen uit, en zyn dus
Zeszydigt nu grooter dan kleiner, als in Fig. Zeszydige.
19 op Plaat XXXV. Ik heb ’er zodanig één x x x v,
van Velden t z , dat zeer groot en fraay is, een Fig' '9'
half Duim hoog en drie Kwartier Duims breed.
Dus vallen'zy ook o f los, o f verfcheidene by
elkander, by Schemnits in Hongarie: fomtyds
zeer digt op elkander gegroeid, en ook wel
in zuivere Kwarts o f Kwarts-Kryftallen, gelyk
menze dus in ’t Engelfch Graaffchap Derby
vindt; en ook wel Scheefhoekige, die zeldzaa-
mer dan de regthoekigen zyn» Sommigen zyn
Agtzydig, en gelyken dus veel naar de figuur Agtzydjge.
der Aluin-Kryftallen of ook der Diamanten,
Robynen en Saphieren : zie Fig» 23. In ’t
Kabinet van den Ryksraad, Graaf van T kssi n,
vondt onze Ridder ’er zodanigen uit den El*
zas afkomftig, maar die in beide pieramieden
de
III. D eel. V. S tuk.
EÜ9R