chyliën uitmaaken, of een weezèritlyk Dierlyk begin»
z e i hebben, dat [uitbot op de manier der Planten.
De eerften , genaamd Lithophyta of Steenachtige Zee-
Gewasfen , bëftaan uit Pypkoraalen , Madreporen ,
MiHeporën en Cellèporen: de laat'ften, Zoöphytagety-
tê!d, uit Edele Koraalén, Zee-Heeftërs. Alcyoniëh,
Spcnfen, Korst- en Pypgewasfen , Koraalmosferi en
Kofajlynén. Deeze allen worden in dit Stuk ten
naauivkeurigfte befchreeven en by uitftek natuurlyk
fraay in Plaat vertoond. Het I. Deels XVIII. Stuk
Behelst de overige Dieren van deezen Rang, door
de benaamiDg van Phytozöa onderfcheiden; aIs Plant-
gelykende Dieren, die zig verplaatzen kunnen. Hier
toebehooren ,in de eer fee opflag , de Polypenf ge-
meeniyk genaamd Zoet- Water-Polypen,van welken
ik agter het Werk van Baker, Nuttrg Gèbruik van
\ Mikroskoop, omftandig gefproken heb. Zeer fraay
zyn dezelven hier', als ook de Basterd-Polypen, in
Plaat vertoond. Voorts'komen wy; tot de Zee.
Pennen, waar van ook fraaije Afbeeldingen gegeven
zyn, zo wel als van de Lintwormen,de Klootdierijes
en .de Wardiertjes , by'deir Ridder getond,
welken de kleinften zyn der Dierlyke Schepzelen,
die men op den Aardbodem vindt. Voorts is dit
Deei,behalven een Uitheemfch Register der Infekten en
Woimén, mef eèn Syste'matifche Bladvéyzer\‘ vólgens
de twaalfde Uitgaave van het Samenftël det Natuur, beflooten.
Het
het tweede deel,
O F
H E T RYK i> e r P L A N T E N ,
i s b e s c h r e e v e n i n
veertien stukken,
E n verjierd met honderd en vyf Plaaten.
Het II. D e e l s L S t u k
Beeft, na een uitvoerige Voorrede de Eigenfehappen tier , een fchets van Plantgems/enmeen, zo wat derzelver Groeijing, a lsi nd e’Vt raulgget*m, aa» Icing en onderfcheiding der Mannelyke en Vrouwe-
ly k e PlaateSne xdeuni dbeeltyrke fvt,owoerl.kOeo, gaelns ogoekft edled Bweovrrdutg. tVinogo,ortps fpreekt men, in die Inleiding-,, van’de Lotgevallen
der waarK rouniddkeur nddaet evna n deL ivNerNfeihEiltliesn dihe ’Sta mbreenefdtee lzweloernd t, toennt voinu wd. Men ziet ’er ook de verdeeiing der PlanNatuurlyke
Rangen, zo door den Ridder, als door andere Kruidkenners, en vervolgens de verdiieneg