jÖ Ë X I B ‘ I R t S * ^ *5
, Ilïi
In voorleeden Jaar zyn my doof wylén deö a,««**
\VelEd.GeftreugenHeerRADERMACHER, HoonJ^
meermaalen niet Lof genield, ook van Batavia***,
bezorgd dé Malakfe Tïn-Ettfèti (ƒ> D é a t^ a k fé
die van Sumatra alleen beftaan, in Tinfteentjesren.
en Tinzand , uit welken aldaar het Tin ge-
fmoltén wordt; waar omtrent my zelfs het
model van den Oven is medegedeeld: (dat ik
in Fig. 1. op Plaat XL1I | met den daar by « .M i
gevoegden Stamper, vertooni) vind ik onder
deeze Malakfe niet alleen dergelyk Tin-Zand*
en Steentjes , maar bovendien ook brokken
van weezentlyke Tin-Erts, en m y is tevens
de beichryving gezonden van de Ïin-Mynen
aldaar, welke men in bet volgende D e e l van
’ t gezegde Genootfchap zal vinden. Uit dezelve
biykt, dat men aldaar de Tin - Erts ten
deele in de Valeijen, ten deele in de Gebergten,
niet Oppervlakkig, maar dikwils ter diepte
van zes of zeven Voeten aantreft. Die der
Valeijen is een Tinzand , met Kwartsachtig
iZand doormengd , *t w e lk ’er door wasfchen
uit
<V) Deeze Heer , wiens blondere vlyt eh toeleg tot
bevordering der Natuurlyke Hiftone, zo in dat opzigt,
als daar van zyn Wel Ed. uitgegeven Werken «.zonderheid
over de Javaanfe Planten, blykbaar is, kwam
ongelukkiglyk , in *t laatfte des voorleeden ] aars 1783.
naar’t Vaderland terugkeerende, aan de ander« zyde van
III, De*c. V. Stuk.