1 gelegd, maakte het een blaaawe Vlak op 't
nFDKKLt _
XXVJII. Papier,
sTüK°.rD” Op verfcheiderley manieren deelt het Goud
Haag- eene hoagroode Kleur mede aan Glas, Het
Kieurin Stof, dat door den Puimfteen van het Werk
vaiiGlas. der Goudfmeden afgewreeven wordt, Goud-
Shp genaamd, met evenveel Salpeter, Borax
en Fotafch gefmolten, geeft een zeer fchoon
rood Glas, dat doorfchynende is. Zelfs een
weinig der Solutie van Goud in Koninglyk
Water, op een Plaatje wit Glas uitgêroükt,
maakt daar in een roode Vlak. Ook maakt
men, door Goudkalk met Glas te fffieken ,
konftige Robynen. Op welke manieren
deeze Kalk toebereid zy , doch inzonderheid
door k Goud met Tin uit zyne Solutie neer
te ftooten, volgens de manier van C a s s i u s ,
door K u nc k e l verbeterd, gelukt zulks.
Het kan ook gefchieden door het fyne Poeijer
van Goud, uit deszelfs Amalgama bekomen,
met Glas te fmelten. Zeker Liefhebber, Goud
met Kwikzilver gemengd eenige Maanden
warm gehouden hebbende in een gdlooten
Glas, kwam hetzelve eindelyk, door een te
fterke Hitte, met een afgryzelyken Slag te
barken, en het overgebleeven Onderftuk
hadt eene allerfchoonfte Robynkleur. Bladgoud
op Glas gelegd , en door den Elektri-
fchen Schok daar ingedreeven, heeft 3er een
ïpode Kleyr aan medegedeeld; gelyk Dok-,
te?
tor F ranklin eerst heeft waargenomen ,
en ’t geen vervolgens door anderen dikwijs XXVIII*
herhaald is. Geen andere Kleur bekomt men
uit het Goud en hierom werdt de Goudkalk
van de Ouden de Roode Leeuw getyteld (y).
De Goudkalk is tot het Brandfchilderen op Gebruik
Glas derhalve, zo wel als tot het namaaken desGouds
van Robynen , onontbeerlijk. Tot het vergulden
van allerley Stoffen, zo Metaalen ,
als Hout en Steen, dient het Goud zelve; als
ook tot veelerley Optooizel des Lighaams en
Sieraaden. In ’t eerde Geval kan het zyne
nuttigheid hebben , om fommige Stoffen voor
de aandoening der Lugt te befchutten, ep dus
te bewaaren van den Roest. In k andere Geval
fchynt het uitwendig meest te dienen tot
Pragt en Praal , en dus van geen meer wee-
zendyke nuttigheid te zyn , dan inwendig als
een Gengesmiddel, waar voor men het oud-
tyds heeft aangezien. Nogthans vinden wy,
dat het van de eerfte tyden af, door alle Eeuwen
heen , van ’t Menfchdom zo tot verfie-
ringe des Lighaams, aamk Voorhoofd, 'tot
Armringen en Orliëtten , als tot optooijing
van Huizen, Paleizen en Tempelen, zelfs op
Goddelyk bevel, gebezigd en tot allerley
Meubilen gebruikt zy , en nog heden daar
toe
(jf) Phit. Tranfali, Vol. LV. p. 14 &c,
T 4
1.11« Deel V« Sï '.'k ,
\