Él
190 H e t K o p e r , e n
Atoml ” ,en beha] ve de Vlfch * Leijen, waar van voor-
XXVI.’ » «een gefproken is. Degrootfte Vifch,diea
b2 £ ,d" ” de Putoor M e i n e c k e aldaar gevonden
K oper. »> hadt, was 16 Duim lang , en aan den Kop
Scheer. u 4 Duim breed : de kleinfte omtrent een
„ Duim lang en een half Duim breed. De
„ meeften leggen krom , en fommigen zyn
»* wel Kiezig aangevloogen , dat zy z jg als
„ Zilver en Goud of Koperkleurig vertoonenV
„ doch veelen ook meer glanzig zWart, als
„ met Pek beltreeken. De grootften gelykea
„ naar Snoeken; het middelflag naar Haringen
s» of Grondels. Men vindt geen blyk van
„ derzelver Graaten en zy leggen ook maar
" weinig verheven op den Steen, fchynende
,, door de knaagende hoedanigheid derStofFe
3, verteerd te zyn ,• zo dat alleen maar het
„ afdrukzel gebleeven zy (#)*”
tin? van1' ^ De Koperfchiefers o f Leijen moeten naar
het Ko- de verfchillende hoedanigheid van het Koper,
rer. dat zig daar in bevindt, behandeld worden. •
Degenen, waar in hetzelve gedeegen o f als
Kalk voorkomt, behoeven eigentlyk wel niet
geroost te worden ; niettemin worden deeze
Leyfteenen, de Mergelachtigen uitgezonderd,
in ’t algemeen eens door Roofting voorbereid}
dat inzonderheid plaats heeft omtrent de
Mansfeldfe , welke allen meer o f min met
Zwa-
00 Naturforfcher III. Th. p. 122 enz.
Zwavel zyn bezwangerd. In de Smelt-Oven N
doet men ’er gemeenlyk wat Kalkfteen b y , of XXVI.
vermengt den geroostén Koperfchiefer met STUk°
andere ook eenmaal gerooste en tot gruis ge- Koper.
maakte Koper-Ertfen , o f, dewyl in de Ko- Schiefer‘
perfchiefers zelf de trappen van fmeltbaar-
heid verfchillende zyn, de ligtst met de zwaarst
vloeijende. Te Riegelsdorf en te JBreitenbach
in Hesfea gefchiedt zulks ineen Krom-Oven;
by Thalitter, in ’t Hesfendarmftadtfe, in een
zogenaamde Brill-Oven ; in ’ t Mansfeldfe,
waar voortyds de Hongarifche Oven gebruikt
werdt, by Ilmenau , als ook by Rotenburg
aan de Zaal, in een hooge Oven: welke laat-
fte in alle opzigten dienftigst is tot deezen
arbeid.
Behalve deezen Koper - Leyfteen, vindt men Koper,
in Siberie, aan ’t Meir Baikal, een Zilverhou- Aarde°f
dende Koper - Kley, welke, hier ookfchynt te enz- *
behooren ( y ). Zodanig eene Koper-Erts ,
die blaauwachtig Afchgraauw is, broofch en
fnybaar, niet opbruifchende, heb ik uit eene
Myn aan de Lahne, in Hesfenland. Zy valt
dus, volgens W a l l e r i u s , in Spanje, een
graauwe in Duitschland en een geele in Siberië
, beiden met Zuuren opbruifchende: van
welke laatfte ik een Stuk heb met Kopergroen.
De
(9) Minera Cupri Argillacea. Wall. Sp. 31.