lil. wordende ten deele vaneen Beek omringd,
x x vm .boveD welke zyne Loodregte hoogte meer dan
Hoorn- dertig Vademen bedraagt. Hy gaat vry fqhuin
* op , doch aan de Zuidlyke en Westzyde is hy
«wjHtn. ‘ Iteil, en van boven met Klippen bezet. Men
moet hem, in zyn geheel, als een zwaare.
met Leyfteen bedekte Laag van ryke Goud-,
Zilver-, Koper-, Lood en andere, Spiauter,
Zwavel en Rottekruid houdende Ertfen, be-
fchouwen. De Vloer van deeze Bedding be-
. Haat uit Hoornfteen , het Dak uit een zwaare
Spaath, aan welke de Leyfteen fluit. Tegen
den Hoornfteen, die bloot komende geelach-.
tig , doch binnenwaards helder graauw of donker
en blaauwachtig i s , leggen de Ertfen hy
Verdiepingen, Nesten , Aders en Klompen ,
verfpreid, hebbende gemeenlyk een Zelfkant
van Stoffen dié ryker zyn dan de Erts zelve,
welke zy bekleedt. De Hoornfteen is fotptyds *
ook met Blaadjes van gedeegen Goud en Zilver
doorweven , en wordt derhalve ook gebroken,
De Spaath is insgelyks grootendeels
verertst, graauw ;of wi t : de Leyfteen heeft dik-
wils Markafietjes ingefprengd. In ’t algemeen
zyn de Ertfen en Stoffen , ter diepte van
twintig tot dertig Vademen, rykst, en meest
met gedeegen Metaal veredeld v bevonden:
terwyl men op groote diepte veel armer Ertfen
en fomtyds niet dan Spaath en Kies met
Blende of Hoornfteen, waar in flegts Kloven
DE C « Ü Ö . E u Ï * E K . &33
ten Nieren van ryker Ertfen voorkomen, aan- Hl*.
getroffen heefti XXVllI,
De Spooren van overoude Grondhakkingënï^°“,,D*
(Schurfen) , die, wel tien Vademen diep,door Gou*.
zeker thans onbekend Volk moeten gemaakt mHnen*
zyn in dit Gebergte * gaven aanleiding tot
den in ’ t jaar 1745 aangevangen Kommisfie-
Arbeid, welke niet diep genoeg werdt doorgezet.
Maar* in ’t jaar 1759 begon men zekere
Schacht, Nadeshda genaamd, welke tot
dertig Vademen diepte gebragt werdt, Mid-
delerwyl hadt men , reeds voorheen , twéé
Schachten geopend, en aan den Voet van het
Gebergte Stollen ingedreeven, om uitgang aan
het Water en frisfchè Lugt te verfchaffen;
dat wel tot eenig behulp ftrekte, doch men
heeft dit Bergwerk in ’t jaar 1758 eerst tot
Volkomenheid gebragt, door hët maaken van
een diepe Hoofdftollh, daar men den naam
van Johannes den Dooper aan gaf. Dezelve
is 58 5 Vademen lang , heeft v y f Lichtgaten
op bekwaame afftanden, en loopt op 32 Vademen
diepte* Door middel van deeze Stollhj
Welke den gantfchën Bergbouw doorfnydt,
fcyn niet alleen alle dé bóven dezelve bevind-
lyke talryke Werken, waar uit het Water
voorheen , met Handpompen, naar de hooger
gelegene Stojlen moest worden opgevoerd,
volkomen van Water bevryd, en is aah hëc
gantfche Bergwerk een verfrisfchiog van Lugt
Wh* ^ ver- lïl. Dskl. V. Stuik,
n
i 1
II
3 msi B ë liu fc s
i? ïSijirjï