xxvi.
HooïB-
*TUK.
Kleur, met witte Korrels, met Kies- o f mét
Goudkorrels vermengd : thans zegt h y , dat
dezelve wit en blaauw van Kleur is i Zilver
bevattende.
Van ouds heeft men den Lazuurfteen gefield
t Goudhoudende te zyn , gelyk de Heer J. F.
G ronov i ü s hem nog onder de Goudftofferr
telde 0 } ; maar dit denkbeeld is lang verworpen.
Hoeda
nigheden.
PI. XL VI
*'ig ' 4.-
Dewyl men hem meest in de Koper-
Bergwerken vindt, zo V og e l meldt, werdt
de blaauwe Kleur deezes Steens van Koper
afgeleid. De-Ultramaryn-Verw ook houdt,
fojntyds, volgens W o o p w a k o , een zesde
Koper (c); doeh de grootfte Seheidbundigen
hebben geen weezentlyk Koper ontdekt in
deeze Steen, welken de Heer W a l l e r i u s
bevoorens Koperhoudende genoemd hadt, zo
wel als onze Ridder. Hy heeft echter Stippen
of Aderen, blykbaarvan Koperkies of Zwavel-
Pyriet, en buitendien van Kalkfteen , Spaath
en Kwarts; ja ik heb hem zelfs Aders ofLaags*
wyzé in Kwarts gemengd i het welk het Stukje
, in Fig. 4 , op Plaat XLVI afgebeeld ,
aanwyst. Hier is hy met Sterswyze Goud*
geele
(b) Aurutn Marmoris nitidi coernlei immaculati- Groic.'
Supell. 14. volgens L inn Syst. Nat, X. Ann. 1748. p.
179. Dit moet derhalve in de eerfte Uitgaave van zyn
Supellex Lupidea geweest zyn : in de tweede, p. 36:
telt hy dien Steen onder de Koper - Ertfeé.
(e) Ruttï Mat. Metf, p. 270,
geele Kiesvlakjes doorzaaid. Gp zig zelve A,pn,; Rf>
geeft hy aan *t .StaaHlag zelden Vonken, maar XXVI.
laat zig zeer fraay polyfteh , (gelyk ik daar ^uk.
van fchoone Plaaten heb,) en in een Vyzel of Lazuur*
Mortier tpt een graauwachtig Poeijer wryven:^*"
ivaar uit blykt, dat zyne zo fchoone blaauwe
Kleur weinig zelfftahdigheid heeft-
Vlugge Loögzbuten haaien geen de minfte ku^ iei^
Verwe uit deezen Steen; maar door Salpeter- onder?
Geest wordt hy wat bleeker * en door eenzoe!i*
kookende Hitte t’eenemaal in Vitriool-Olie
bntbqnden, verliezende zyne blaauwheid. Zou
dit dan ook de geheime Konftgreep zyn , door
welke zig de Prins Seve r i no beroemde,
hem van Kleur geheel te kunnen berooven;
De Heer S a e ë meent die uitwerking van alle
Zuuren gezien te hebben. Hy maakt e enige
bpbruifching met d ezel ven, doch gekalcineerd
èynde geenszins , al$5 wanneer ’er de zuure
Geeften, zonder beweeging, Lymerig door
worden of Lilachtig. Giet men in de oplos*
iing van den Lazuurfteen door Vitriool*.Zuur
een Vuurbëftendig Loogzout , dan valt een
witte Aarde neder, uic welke, met Borax ge-
fmolten, men Zilverkorreltjes verkrygt. Zelfs
door het afdryven met Lood alleen, bekomt
men ’er Zilver uit, en wel dikwils tot een agt-
honderfte gedeelte. Wanneer deeze Steen
in ’c Vuur fterk gebrand worde, haalt de Zeil*
Heen eenige deeltjes uit deszelfs Kalk ,
N a
l i l . D e e l . y. S t o k ,
en ,