Afdksl Aanmerkelyke Verfcheidenheden hebben ook
xxvil.'onder de Zilver-GIas - E rts , ten opzigt van
« r “* de Zelfftandigheid en Geftalte, plaats. Zy
Verfchei-valt aangevloogen of digt. Deeze laatfte heb
denheden.jfc zeer keurlyk , Laagswyze tusfchen Koper-
XLVii. groene Spaath , in een Kwartzig Gefteente ,
8’ uit Peru. Bladerig en Schubbig komt zy voor
in de Siegelsberg by Schemnits; Korrelig.in
roodachtige Hoornfteen, by Kongsberg; Drop-
fteenachtig en Kuitgelykende, by Joachims-
thal. Haairachtig vindt menze in Kies , by
Ratieborzits in Bohemen, in geelachtige door-
fchynende Kalkfpaath in Himmelsfurften by
Freyberg, ook in róodachtige zwaare Spaath
by Marienberg niet ver van Johangeorgeftadt
in Saxen » waar van ik een fchoon Stuk heb.
Ook valt zy , in doorfchynende Kwarts - Kry*
Rallen ingeflooten , by Kongsberg in Noorwegen.
By Ratieborzits komt zy met korte
Haairtjes, byna als Mos; by Schemnits met
lange gewrichte Haairen voor. Ik hebze
zodanig krom en krulhaairig, als Fig. 8,
naar een fraay Stuk van Himmelsfurften, met
eenige Vergrooting afbeeldt.
Boom- Voorts valt de Glas-Erts Draadachtig en
Gias-Ftts.'TMdig in Noorwegen , doch wel de aanzien-
F ig . 9. lykfte is de Boqmachtige , Takkige of Den*
dritifche (/) 1 zo aldaar, als in Saxen ei Bohemen
(y) Minera Argenil Vitreu germinans. Wall. Kar, f.
men voorkomende, en te Kongsberg onge-
meen fraay vallende ; gely.k uit myn Stuk XXVII.
daar van, in Fig. 9 , natuurlyker grootte flf* STUK.
gebeeld , blykblaar is. Hetzelve beftaat uit Glas-Erts.
een Voetftuk van witte Kalkfpaath, daar ver-
fcheidp brokken zyn afgebroken. Hier op, en
door hetzelve heen, heeft zig de Glas-Erts
zodanig knobbelachtig en Takswyze gevormd,
dat men het ontwyfelbaar aan eene Vloeijing
moet toefchryven. In het Grondftuk zelf is
zy tot het binnenfte toe verertst; zo dat tnen
niet kan onderftellen , dat zy,reeds gevormd
zynde, door een enkelen Zwaveligen Rook,
van gedeegen Zilver in Glas-Erts zou veranderd
zyn ; gelyk W a l l e r i u s zyn denkbeeld
oppert, aangaande deeze Kongsbergfe
Zilverboomen. Men heeftze , wel is waar,
die van onderen gedeegen Zilverglanzïg, van
boven zwart beflagen zyn; doch zelden, dat
dit beflag tot de binnenlte zelfftandigheid
doordringe. Ook blykt in dit myn ongemeen
fraay en zeldzaam Stuk, daar het gedeegen
Zilver ook Haairachtig , Draadig en Takkig,
op verfcheide manieren gekruld en geflingerd ,
aan voorkomt, zeer klaar , dat deeze beide
Stoffen vloeijende zyn geweest in deszelfs
vorming; zynde, dat meer i s , in hetzelve de
Glas-Erts met gedeegen Zilver als overgroeid.
Onmoogiyk ware het, indien de reeds gevormde
Glas - Erts ha'aren oirfprong te danken had
aan