Kruiden, Phytolitben genaamd , waar op die zeldzaa-
mer voorkomen, van Bloemen en Vrugten naamelyk,
dan de zeer gemeenzaame Dendrieten of Steenen met
Boomachtige Figuuren , daar op- of ingedrukt, en
Craptolithen of Natuurdeenen. Hier op volgen de
Steenen die in h Dierlyk Lighaam en in deMensch,
in f lanten, en in malkander, als Kernjleenen groei-
jen , tot welken de Adelaar- of KJapperJleenen behoo-
ren ; de Puimfteenen ; de Stalactieten of Drupdee-
nen; de Tufdeenen, Tophi genaamd; de Okers of
Metaalhoudende 4< fré» ‘, de Zanden, Kleijen, Kry-
ten of Kalkachtige en eindelyk de eigentïyke of
Stuif-Aarden, diemen*ook wel Plant-Aardennoemt,
tevens de Turf- en Veen-Aarden bevattende. Op
fl end is dit Stuk met een uitvoerige Nederduitfche
Bladwyzer, van alle die Zaaken, tot de Delfftoffen
behoorende , welke in \ zelve en in ’t voorgaande
befchreeven zyn, voorzen. De twaalf Konstplaaten,
daar in gebragt, vertoonen zeer ongemeene en fraaije
Naturaliën, die den Inhoud gfootelyks ophelderen.
Het III. Deels Jp. Stuk
Vervat de befchryvipg der Steenen, van wier
algemeene Eigenfchappen en Oirfprong gefproken
en myne Rangfchikking opgegeven zynde, eerdelyk
voorkomen de Aardachtige , gelyk de Leijen, ook
wel Schiefers genaamd; dan de Kalkaartige, tot welden
de Marmers, Gipfen, Spaathen behooren; vervolgens
deKleijige Steenen, gélyk de Amianth, Glimmer,
Talk en veele anderen. De Vierde Rang behelst
de K em lig e , waar onder, behalve de Kei jen ea
Vuurmm
VnurSenen , de Opaaien , Onyxen Achaaten en Jaspisfen, benevens alle d, e C“ha|lceendaao“onde, Hoornfteenen. In de Vyfde zyn de Xrylb/iynenen, als Kwarts en Kryftallen; in de Zesde Ra nSgt edee
Edele Steen*,voert, begre eponende; r wwieer lkKenry ftdalem aDaikamrnagn tt end ed vtnladge- lSyktfolek ind eP lafaamt veenrgteofotenidd eis .S teEeninedne, lywke wlkoer dmenen ra dit Rots-
Heen*deren ,n zoeelmfst ,d eto t welken de Porfier, Graniet en an- ZmdftetmnAlles is door tien Konstplaat ebne hoopogerehnel,d beredfc ehnr elenv eeenrt. Bladwyzer óp >t end aangeweezen.
HetIII. D e e l s IV. S t u k dieV daen aDt edred eb eKfclhasrfyev irviagn ddeirt RMyky nd esrt Noaftufuern m tamaana-, kgeunu renen dvere rtoont in de eerde plaats de Kryftal-FiZouten
, die op alle de Myndoffen ook toepasfelyk zyn ; lpreekende voorts van de Kryjfal-
maaking5t Salpet e, r z,o Kianl k’zt paultg e, mBeeonr,a xa,l s Pine k’te lb yozfo nKdeeur kveann
zalos utto t ddeen A Elueirnd,e nV iRtraionogl ebne heonomreindddee l:f lavgetrivgoel gZeonust veaDn, rdiee teZnw eanvAelairgdeh Larigftheana m,eenn a n, dweraea rB ittouem, ibneehuazelv Set doeff Peny,- ozyonk td’eh uiAs mgebberra, gBt:a reninddeeenly ke nv anz edlefs het Rottekruid Metaal-Ertfenalgemeen , en , na het voordellen der Rangfch ikin • king, van de Halfmetaalende Cinnabers, Potlood, Sp iiens gdlea se, eSrpdiea uptelar,a tBsi;s mgeultyhk, Kobalt, en zelfs de Platina of het Witte G oud.