UI. bezit uit de Peruviaanfche Rivieren, die veel
XXVIII fyner van A11°y zyn, houdende byna 22 Ka-
Hoo fd - ’ raaten. Men vindt het niet alleen in Zand,
ST“K' maar ook dikwils in eene witte of roodachtige
Gedtegen . . ,. ,, . . . . - t t . •
Goud. Aarde, die Mergelachtig is of van eene Kleijige
natuur. Hoe men te werk gaa, om hetzelve
daar uit te bekomen , blykt uit de
volgende befchryving der Goudmynen aan
de Kust van ’t Eiland Celebes, beooften Bor-
neo , onlangs bezogt door den Heer D urr
Sekretaris van Juftitie te Ternate (x ).
kimTder* ^at z^n eerst ver^aa^ heeft, dat ’er
Zand- of op dit Eiland ontelbaare Goudmynen zyn ,
Mynenop^oc^ we,nig » 20 wegens de luiheid, als uit
Celebes. fchaarsheid van Volk en deszelfs bygeloof,
bearbeid worden: zo merkt hy aan, „ dat de
,, Indiaanen hier zelden een Myn zullen ope-
,, nen, wanneer zy geen kans zien, om het
„ Water uit een nabygelegene Rivier ter plaat-
, , fe te brengen, daar zy aan ’t werk zouden
,, gaan; want dit is hun volftrekt noodig tot
,, wegfpoeling van de Aarde en Kley, als ook
„ om het Goud van ’t Zand te fchiften. Zy
„ maaken derhalve dikwils Geuten of Kanaalen
„ van uitgeholde Boomen, om het Water
,» over diepe Valeijen naar de vereischte
„ plaats te brengen. Want het Goud valt
„ door-
(*) Verhand, van ’ t Bataviaafch Gemolfchap, II], D l a i ,
Batav. 1781. p» 166.
„ doorgaans in het Gebergte , daar zy dan
een Kuil in graaven van twintig tot veertig x x v iil.
„ Voeten in ’t vierkant, fpoelende daar uit de STUK>
„ Aarde door ’t Water weg, en ’t zelve ein- Gedttgm
,, delyk uitputtende, tot dat zy op de Steenen Gouct'
„ komen, die zy ten deele uit den Kuil wer-
„ ken, ten deele aan de kanten op elkander
„ ftapelen, tegen het invallen van den Grond,
,, dezelven fomtyds met Planken o f Balken ,
„ ftuttende” . Hy hadt in de nieuvvlings
ontgonnen Myn te Popajatoe, dertig Mylen
langs ’t Strand van Gorontalo, en wel zo
ver langs de Rivier van Zee leggende,
gezien, dat dit Volk Steenen, naar gisfing
wel drie, vier of vyfhonderd Ponden zwaar,
zonder eenig ander Werktuig dan Bind-
rottingen en Boomen , met de Handen uit
den Kuil werkte. „ Eindelyk op hét zwarte
,, Zand komende, zegt h y , ’t welk een vast
„ kenmerk en als de Moeder van het Goud
„ is , fcheppen zy dien zwarten of geelen
„ Grond in Mandjes , gaan daar mede in ’ t
„ Water zitten , en fpoelen die op een rond
„ Houten Bord , Doelang genaamd, zo lang
„ af, dat het Goud alleen leggen b ly ft,?t welk
„ zy in een Gac in ’ t midden van dat Bord
,, vergaderen , en vervolgens, in een Klap-
„ perdop gedroogd zynde , in hunne Bam-
„ boezen bergen. Gemakkelykst werken z y ,
„ op die zelfde manier, in een Heuvel o f
V 3 „ Berg,
UI. Deel, y. Stuk.
c l
w x
n ^ n m m n i I