a j4 H e t Z i l v e r , k n
jjj aan eenen Zwavel-Damp, dat dit gedeegen
AïBRKt. Zilver dan dus, onder dezelve gemengd, ’er
XXVII ° ° 7
Hoofd- hier en daar over en om heen gegroeid, zo
stuk zuiver en onderfcheiden zig kon vertoonen.
fta ifïr ' ’t Is waar, gezegde Heer merkt aan , dat
de Glas" niet alle Glas-Erts door een Zwaveligen Rook
Erts’ gevormd zy.; gelyk, zegt zyn Ed., uit de
K ryßallifatie blykbaar is. Men vindtze of in
Pieramieden , die meest by Joachimsthal in.
Bohemen voorkomen. Deeze zyn of enkeld
en driezydig , de Elsvormige Glas-Erts van
L innjEvs (h>), uitmaakende; of enkeld en
zeszydig, boven met zes Vlakten fcherp toe-
gefpltst; of dubbeld en vierzydig , hoedani-
gen dan zeshoekig vallen , gelyk de Aluin-
Kryftallen , of met afgeftompte punten, ook
onder de Mexikaanfche Ertfen. Men vindt
de Glas-Erts Dobbelßeenig , in Yzerhoudende
Kwarts , in Sieglitsberg by Schemnits , als
ook by Ratieborzits. By Staafjes die vierzydig
zyn, in het Tweebrugfe; veelhoekig in
Saxen, Bohemen , Hongarie en rond by
Schemnits, in Loodglans. Geftrikte of gebreide
Glas -Erts komtinGips- en Vloeyfpaath
in de Morgenfler, by Freyberg, voor, en
Cellige in de hooge Denne by Joachimsthal,
en in Sieglisberg by Schemnits , alwaar menze
ook
(«0 Argentum Vitreum Subulatum. Link- Var. ß
ook met Verdiepingen in de Oppervlakte, die
Teerlingachtig zyn, in de diepfte Franzftollen xxviL
- H oofd- aantrert. s tuk.
Hier behoort die Stofte, welke men in Sa- Broofcha ^ u Q|as.
xen Broofche Glas - E r ts , en in Hongarie Rofch- j£rts.
g em s noemt. Dezelve breekt by Freyberg in
Kwarts, Kobalt en Kalkfpaath; by Ratieborzits
en elders in Bohemen, in Glas-Erts; in
Hongarie,op verfcheide plaatfen, in onzuivere
Kwarts , of ook in Kalkfpaath en andere Stoffen.
Men vindtze aldaar ook in doorfchynen-
de Kryftallen , zo van Gips-Spaath als van
Kwarts; gelyk ik daar van een fchoon groot
Stuk heb van Chremnits, op Kwarts-Kry-
ftallen , met Kies en Pyriteuzen Kalkfteen.
Zy is glanzig, korrelig, uit veele knobbeltjes
beftaande, en dus zeer oneffen of ruuw en als
Robbevellig van Oppervlakte. Zy ziet uit den
graauwen of bruinachtig met bleeker en don-
kerer plekken. Immers men heeft bevonden,
dat zy , behalve Zwavel, verertst ware met
Rottekruid, benevens een weinig Yzer en
Koper. Haar Gehalte aan Zilver heeft wel
honderdveertig Mark in ’t Centner bedragen,
zegt Brunnich, en merkt aan, dat dit
Rofchgewas uit eenen overgang van Glas - Erts
in'Rood Gulden beftaa ; maar op de breuk is
het Alchgraauw en glad. Het fchiet, zegt hy,
fomtyds in Dendrkifche Figuuren, tusfchen de
Loodglans , op den ouden groenen Twyg by
III. Deil, V. Stuk. Ftej