in . noodwendig een byvoegzel, wanneer men *eE
4 xvi.L Koper uit wil fmelten. De laatfte maakt
HrioFD- geen zo zwaare Laagen hy valt by Thalitter
D Opper-Hesfen en by Godelsheim in ’t Wal-?
ge. ' ; dekfe gemeenlyk tusfchen Kalkfteen; hy heefc
geen toeflag noodig en geeft reeds by deeerfte
Smelting Zwartkopen
Verfchsi' Op de zwarte Mansfeldfe Koper - Leijea
kp4aekt. vjncjc men zeer tjikwils indrukzels van Vis»
fchen, die met een Koperglans meer of min
overtoogen zyn (v) : op de gemelde graauwë
komen geftalten van Halmen en Koorn-Aaii
ren, en op allen niet zelden afdrukzels van
Varenkruiden voor. Somtyds gelykt de ingei
groeide Koper-Erts naar Hout, en dan noe*
men fommigen het Holzgraupen, en in ’t algemeen
voeren alle Koper-Leijen, pp welken
de ingemengde Erts eenige overeenkomst
vertoont met de Lighaamen uit de andere Ry-
ken der Natuur, den naatn van gefigureerde
Koper-Erts, waar toe W a l l e r id s deFran-
kenbergfe Koorn Aairen en Stangengraupert.,
die ook Holzgraupen en Kohlgraupen genoemd
worden, ja zelfs de Fliegenfittiges Zilver.Erts,
als veel Koper inhoudende, betrokken heeft (w_).
Ik heb daar van bevoorens reeds, onder de
Delfftoffen , gewag gemaakt.
5, De
(V) Zie III, Deels I. Stuk , deezer Nat. Hiftorie s
•fcladz. 249.
(w) Minera Cupri Sgurata, Wall. Syst. Min. H, Sp. 1 o.
it De Ley-Groeven in hët Mansfeldfe vindt
men onder Laagen van Kiey, Zand en ver- X X V I .
fcheide Soorten van Steen, wel vyfcien or STUK#
,, twintig en meer Vademen diep- De Laag Mans-
„ van Leybladeri, Schiefer kop/, of brokkelige reer.Lei^~
„ Ley , das Lochen genaamd, is maar van jen.
j , twee tot zes Duimen dik. Evenwel maakt
„ de Koperrykheid, van deeze L e y , dezelve
„ het graaven waardig, zo dat veel Menfchen
„ ’er de kost aan winnen. De ftrekking i s ,
„ z o by Oberwiederftedt, als by Eisleben ,
„ naar ’t Noorden,en Ooften. In éen Centner
„ L e y , fteekt gemeenlyk drie j vier of meer
„ Ponden Zwartkoper, dat nog met Zilver ge.
y mengd is , zo dat men uit een Centner tiaar
„ van krygt van 12 tot 20 Loot Zilver. De
« gewoone Kleur is zwart of bruinachtig, en
„ dus niet aanzienlyk, maar eenigen zyn met
„ een veelkleurig fpeelend Verglaasd over-
,, trokken, anderen met een dun Goud- of
„ Zilverkleurig Plaatje : eenige hebben Kies-
„ ftreepen , anderen de fchoonfte Kwarts in
zig, dienaar Koper-Erts gelykt, en fom-
,y tyds met een Fluweeldroes is overtoogen.
„ Door anderen gaat een ftreek Koperglas.
Sommigen voeren Loodglans, anderen Ko-
„ perkogeltjes en zelfs Haairachtig gegroeid
„ zuiver Koper met zig. Om kort te gaan ,
„ men zou wel twintig veranderingen daar
„ van kunnen voor den dag brengen , buiten
,, en
I I I . D s s l . V . S t u k .