Afdeel ,s ’n ^aat^e J^ en eerst reg't bekend ge*
Xxvili. worden. Het JBfaderige Goud is fomtyds wel
sTOK?'rP aan zyöe Oppervlakte eenigszins gekryfïallU
Gedtegtnzeerd, maar wy beoögen hier weezentlyke
CoiipL Kryftallen van GoTTd, hoedanigen op.zig zelf
XLVIII. doch Groepswyze , voorkomen in het Ge*
fteente. Zy vallen zeer klein , zo dat men
de eigentlyke figuur naauwlyks dan met een
Vérgrootglas onderscheiden kan. Men vindc-
ze het overvloedigst by Abrudbanya in Tran«
fylvanie. De Heer Br u n n i ch maakt gewag
van eene Stoffb met Dobbelfteenig gedeegen
Goud, welke hy van daar bekomen hadt, met
Kfy(lallen op het Geileen te, zo groot als klei-
k. ne Hennipzaadjës (o). Dq Heer R omieü de
t ’ IsLE vergelykt de genen, welken hy gezien
hadt, in Geflalte mee de Aluin - Kryftallen*
Zyne Afbeeldingen , nogthan* , komen vry
Teerlingachtig voor. Ik bezit een zeer fraay
Stuk van dien aart, zynde volmaakt gekryftal*
jizeerd Goud , waar van de Kryftalfiguur taa*
mclyk zigtbaar is voor 'ï bloote Oog, als in
Fig, 9. Het Gefteente, waar in het zig alhier
bevindt, fchynt een Afchgraauwe Kwart-
zigeFlets te zyn, met Markafietjes doormengd,
die zig zeer veel in de GoudftofFen bevinden*
De Kryftalletjes, Groepswyze famengegrocid,
hebben baarblykelyk eene puntige Aluinachti*
g e
(sj) Annot. in Cronst. Min. p. 179.
ge figuur. Het Stuk is van Abrudbanya, in A fd e e l *
Sevenburgen, afkomftig. * xx0^l!£'
Op zo veelerley Manieren valt het gedeegen stuk.
Goud in de Mynen, die daar van op zeer vee-
le plaatfen des Aardbodems ook zeer verfchil*Ettï0pa. |
lende zyn. Men heeftze byna Oppervlakkig,
als gemeld is, daar het derhalve met zeer weinig
moeite uitgehaald wordt : men heeftze
van ontzaglyke diepte. Dus wordt de Goud-
myn by Chremnits in Hongarie , waar men
reeds duizend Jaaren in gewerkt heeft, gezegd
honderd en zestig Vademen diep te zyn en
meer dan een Duitfche Myl lang. De Aders
loopen hier naar ’t Noorden en Ooften. Het
gedeegen Goud komt ’er niet alleen fomtyds
by Klompjes of Greinen, maar ook wel Mas-
fief tusfchèn zyne Saalbanden of Zelfkanten
voor, maar ook in een zwarte, roode of geel-
Goud-Aarde , waar onder die met zwarte
Vlakken het meefte uitlevert. Zelfs valt het
Goud aldaar in Cinnaber, Markafiet en Spiesglas.
By Schemmts, daar de Bergwerken ook
reeds in ’t jaar 745 ontgonnen zyn, bevatten-allë
Steenen, Aarden, Zanden en alle andere Ert-
fen, die ’er vallen , Goud; ja dat Metaal was
’er weleer, zo overvloedig , dat het Bergvolk
veeleer met Goud dan met Zilver betaald wer-
de. Weekelyks werden van daar, nog in ’t
jaar 1724, van twaalf tot twintig Marken
Gouds,'te Chremnits in de Munt geleverd,
X 4 De