K A * B E R it C l T
hilve de optelling van myne Zee-Gewasfen agter het
XVII. s tu k van dat Eerfte Deel, het Uitheemsch
Regifter der Infekten en Wormen » en den Systematifchen
Bladwyzer der Dieren op *t end van het laatfte Stuk
derzelven, met veele nieuwe Soorten ingevuld. Bo«
vendien , vindt men een Uitheemsch Register der andere
Dieren, agter het VIII. Stuk.
Dus Mykt, dat het I. D e e l deezèr N atm rlyh
R 'fio r ie , of de befchryving der D i e r e n , ten
tninfte met tien Registèrs of Bladwyzers, doorgaans
ten uitvoerigfte en naauwkeurigfte gemaakt, voor.
zien zy. Wat het II. D e e l , of de Befchryving der
P l a n t e n , a an g a a t: hetzelve heb ik niet minder
bezorgd; voegende agter ieder Klasfe of Afdeeling,
door my ontworpen en voorgefleld op Bladz. 238 van
het Eerfte St u k , doorgaans een Bladwyzer der
Nederduitfche Naattien en een Latynsch Register
der Geflagtnaamen. Dus heeft men in dat II. D eel
deezer Natuurlyke Biftoriei agter het I. Stuk een
Bladwyzer der Falmboomen ; agter het III. S tuk een
der Beamen; agter het VI. een der Heefieren\ agter
het XI. een der Kruiden, agter het XII. een der
Bolplanten; agter het XIII. een der Grasplanten, en
agter het XIV. of laatfte Stuk een der Varens, Mosfen
en andere Schuilteelige Planten : waar agter telkens
een Register der Geftagtnaamen is gevoegd: zo dat
dit
dit II. D e e l , buiten deezen laatften Bladwyzer, met
dertien Registers voorzien is.
Het III. D e il , of de befchryving der Miné-
»aalen, heb ik, wat de byzondere Rangen aangaat,
alleenlyk voorzien met Nederduitfche Bladwy»
zers; als één der Delfftofen , agter het ÏI. S t u k ;
een der Steentn agter het III, en een der W #
agter het V. Stuk ; best oordeelende , om dat die
Zaaken fomtyds wat moeielyk te onderfcheiden zyn,
een Uitheemsch Register mede te deelen van de M ine•
raaien in ’t algemeen; gelyk hetzelve dan ook voor
eerstgemelden Bladwyzer thans uitgegeven wordt , om
agter het V. S t u k in te binden.
Zodanig en myncr Lezeren , nu, die mët gedagtc
meer dan vyfentwintig Registers of Bladwyzers, welke
*er door my, in het beloop van deeze uitvoerige befchryving
der Natuur, op haare plaatfen ingevoégd
zyn» zig niet voldaan mogten achten eh bovendien
een Algemeen Register der Zaaken verwagten Zouden,
gelieven te weeten, dat zulks thans onnoodig eiï
overtollig is. Want, in de eerfte plaats ipoet men
aanmerken , dat het geheele Werk als 't ware een
Register is, waar in de Schepzelen in behoorlyke Or-
de zyn gefchikt en volgens hunne Hoofdbenaamingen
opgezogt kunnen worden. Ten anderen, dat dezel-
yen ’er volgens hunne Kenmerken onderfcheiden
O0 zyn»