ui.
A f d e e l . XXVI11* H o o f d s
t u k .
Goud.
tmjnen.
Reen, hoedanige de rykfte is. In de Celletjes
van deeze Erts, wier Geweefzel Kwartsachtig
fchynt te zyn, komt een fyn Goudftof voor,
dat zeer lig t, door dezelve aan ftukkefi te
flaan en tè vergruizen , daar nit valt-, en, na
dat de Stof gemaalen is , zeer getnakkelyk in
de Waschtrog kan afgefcheiden worden. Onder
Goud-
mynen oj
Sumatra.
alle Ertfen van deeze Mynen is die Puim-
fteenige o f vooze Kwarts de allerrykfte, naar
maate van haar Gewigt; leverende een Poed
of half Centner daar van, twee tot zes Drachmen
zuiver Stofgoud. Doch jammer is ’t , dat
dit flag van Erts zo weinig en niet dan by
Nesten voorkome. Ik heb ’er een Stukje
van,uit een der gedagte Mynen, dat eenigs-
zins Zwavelig is: Dikwils ook wordt men
door Goudglimmerige deeltjes in deeze Stoffen
bedroogen. En , dewyl de harde Ertfen
zee? moeielyk fyn te maaien zyn , ziet men
uit dit alles , de groote moeite en kosten in
aanmerking neemende , genoegzaam, hoe
fchraal de opbreng is van deeze Siberifche
Mynwerken fv).
In over-oude tyden’ is Arabie Goudryk gedweest,
en het wordt hedendaags nog hier en
daar gevonden in de Zuidelyke deelen van A-
fie, doch behalve de Goudhoudende Zanden
en Aarden , en buiten die van Indie, China
en
(y) Fallas Rtize. II. Theil, i . Buch. p. 164» enz.
en Japan, zyn thans geen eigentlyke Gqud-
mynen, daar het Goud in Gefteente gebrokenx x v iii.
wordt, bekend dan op dé Eilanden van Oost*sTU°°rD
indie en inzonderheid op Sumatra. Dit Ei- Goud-
land geeft byna overal Goud, doch het is
nergens zo rykelyk als in het Ryk van Falam-
hang, alwaar de Koning, al het gene uit de
Mynen in de Bovenlanden komt,tot zyn ge-,
bruik en Beraad behoudt, als hebbende buitendien
van het Tin en de Peper genoegzaa-
me Inkomften. Deeze Plaats legt aan het
Zuid-end, op de Oostzyde van Sumatra, tegenover
het Eiland Banka, dat, hoe klein ook
j.n vergelyking, nog wel de langte heeft van
vyftig üuren gaans,met een breedte van twaalf
Uuren. Aan de Westzyde van Sumatra, omtrent
in ’t midden der langte , legt Padang ,
de Hoofdplaats der Nederlandfche Bezittingen
op dat Eiland, werwaards het Goud afgebrage
wordt van de Tiegablas Cottasf^en Gebergte,
dat een Dagreizens van Padang inwaards begint,
enzigZuidwaards uitftrekt tot aan een
groot Meir. Hier leggen dertien Negeryën,
die gefchat worden op by de agtdui.zend Huisgezinnen
, en dus wel veertigduizend Men-
fchen bevatten zullen. Dit geeft gelegenheid
tot bewerking van de zwaare Goudmynen ,
waar van my de volgende befchry ving. door
wylen den Wel Ed. Geftrengen Heer R ad e -
m a c h e r , met de Stoffen, is toegezonden,
Y 3 in
111. P skj- üY . Stuk.