AideÊi . wit Mètaal ; dat ligt roest: niet Kóper en
XXVI. Spiaüter het Päckfongfax Chineezeö: tnet Goud
« t u k . " een wit doch wat donker Lighaam, dat ook
Koper- wreed is en Waar uit men, door middel Van
'c ' * Koninglyk Water, het GoU^l wederkrygt.
, Houding Met den Zwavel fchynt de Kopernickel ook
tó Scheid- zeer overeenkomftig te zyn in fiatmar , ver-
Vogten, fmeltende daar méde tot een harden, op zyne
verhevene vlakte glanzigen Steen , die veel
gelykt naar een Staaldigte Koperkies. Op zig
zelf is hy, in ’t Vuur, uitermaate beftendig,
doch met Zwavel en Rottekruid bezet, gelyk
hy gemeenlyk in de Natuur vóórkomt, is hy
zó vlug, dat h y , by hetrooften, niet ómge-
roefd wordende, Takkig uitfchiet: anders
verbrandt hy tot eene Kalk van groenachtige
Kleur i welke zig reeds by het rooften vaii
de Erts vertoont. Deeze Kalk wil wel zeef
moeielyk vloeijen , doch verfmelt, in een regt
fterk Vuur, tot een doorfchynend roödachtig
bruin of Hyacinthkleurig Glas, hetwelke zig;
zo wel als alle Kalken des Koperiiickels, met
een zeer klein gedeelte brandbäare Stoffe, tot
een glanzig Koningje herftellen laat. De Köpernickel
ontbindt zig in alle Mineraals Zuü-
fen, ook in Koninglyk Water, en, wanneer
hy in de gefhlte van Kalk is, oók in Azyn;
met eene donkergroene Kleur. Zyne opi
losfing in Vitriool-Olie gaat wat moeielyker;
doch dezelve is , gelykerwys de oplosfing in
SaR
Salpeter en Zoutgeest, zo volkomen, dat zy
na behoorlyk uitdampen in Kryfiallen aanfchiet,
welke nogthans van de laatfte Zuuren in ’ t
kort weder wegfmelten. De Nickel - Vitriool,
op deeze manier ontftaande, is heldergroen;
zy heeft, even als de Aluin Kryfiallen , de
gedaante van eene dubbelde vierzydige Py.
ramiede , en verbrandt in ’t Vuur tot eene
helder groene Kalk. Met deeze Kleur valt de
Nickel ook neer, als zy uit haare Solutiën in
Zuuren door Loogzouten geprecipiteerd wordt:
en dan ontbindt zy zig in vlugge Loogzouten
met eene hoog blaauwe Kleur. Laat men deeze
Solutie -uitrooken , en fmclt het overbiyf-
zel met den Zwarten Vloed , zo krygt men
geen blyk van Koper, maar een Nickel-Ko,
ningje ais boven.
Dit laatfte zou vastelyk doen blyken, dat
’er geen Koper in de Nickel vermengd zy.
Evenwel fcheen de kundige C&o n s t e d t , die
dit Metaal zo omfiandigter toets gebragt heeft
en van wien de voorgemelde jWaarneemingen
ontleend zyn, nog daar aan te twyfelen. En
,’t is zeker dat het voorkomt in verfcheiderley
vermengingen. Geene nuttigheden heeft hy
daar van kunóen ontdekken. Zie hier de Aanmerkingen
van den niet minder ervaren Mi-
neralogist B r u n n i c h , door wien het Werk
van C r o n s t e d t op nieuws is uitgegeven
daar omtrent ('/). „ Ko-
( 0 C r o n s t , Virfüch einer Mineralogie, v e rm eh re t d u r ch
III. Dekl. V» Stuk. O Brun-
1 1 1 .
A fderc.
XXVI.
H o o f d s
t u k .
KopernicheU
! f' *4 Hi mJ
*> «j»
II