III.
ArDpBi.
XXVI.
Hoofdstuk.
Geelt
Koper-
Erts.
Zilver. De Kleur is fomtyds groenaehtig,
fomtyds bleek, fomtyds roodachtig of Goud,
geel, ook wel bont; de zelfftandigheid zwaar
en niet zeer hard ; zo dat z.y aap 5t Staaiflag
niet ligt Vuur geeft. Geflagen zynde, fpringt
zy in onbepaald hoekige Stukken, en verfchilt
zeer ten opzigt van haar gehalte, zodat zy
fomtyds in ’t Centner maar een Pond, fomtyds
zestig Ponden Koper houdt. Niet altoos is
zy geheel zonder Rottekruid, en bevat, behalve
Zwavel en Koper, altoos Yzer. Men
vindtze digt met een glanzige Breuk, of met
een doffe Breuk, welke laatfte zeer gemeen
is te Fahlun in Sweeden, Ook valt zy Blade-
rig of Schaalig, byna als Scherben - Kobalt, by
Dognatska in ’ t Bannaat van Temeswar: Grofkorrelig
o f grof-Oogig, op de Breuk glanzig
en oneffen , zeer veel in de Sweedfche en
Noorweegfche Mynen : Aangevloogen, in de
Konstfchacht by Eisleben op zwarte K le y ,
o f ook in Visch -Leijen : geftreept , bykans
als Schirl , te Fahlun ; met fpiegelende Vlakten
, by Goslar aan den Haarts en in de Stri-
pes - Myn , by Norberg , in Westmannland ,
in Sweeden: in enkelde Kogeltjes, in zwarte
verhardeSchiefer-Kley, by Eisleben: inKry-
ftallen, die of Teerlipgachtig zyn, by Rofe-
nau en SchmolDits in Hongarie, of als gedubbelde
vierzydige Pieraraieden in Herrengrund,
niet ver van Neufohl in Hongarie ^ en Takkig
by Wernigeroda aan den Haarts» Be*
Behalve verfcheide Stukken van deeze geele ArJJf;u
K o p e r -E r ts , zo uit Cornwall, Sweeden, XXVjU
Noorwegen , den Haarts en van de Pyrenee-STÜK.
fche Bergen , als ook uit andere deelen van ■
Europa, heb ik een zeer fraay en raar Stuk Erts.
in Kwarts, uit Siberie. Meestal valt zy zon- PIXLVÏ«
der gedaante, in afgeflagen Stukken, maar s 2,3
by Kamesdorf in Saxen komt eene Dendritifche
Geele Koper - Erts voor, die zeer aartig is en
ook veelkleurig ; waar van een gedeelte , in
graauwachtige Flets, in Fig. 2, op Plaat XLV,
is voorgefteld. Ook is zy verwonderlyk , als
Kryftallyn en Stalaflitifch te famengegroeid ,
in die Koperftof, afkomftig van Feidsnott, in
*t Graaffchap 'Kneiweiler op de Hondsrugge,
waar van ik de Afbeelding in Fig. 3 gegeven
heb.
Hier komt in aanmerking de gedagte Paait- Paauwen-
wen-Erts van Koper, die zo uitmuntend fraay |'retsfge
by Kauderbach in ’t Graaffchap Spanheim valt.
C ronstebt, en anderen, fchynen deeze niet
gekend te hebben. W a l l e r iu s zeg t, dat de
bonte Kleur zig in de Spleeten der geele Koper
Ertfen, o f, door vogtigheid, zig op de-
zelven openbaart. Zulks heeft wel ten opzigt
van de hooger of bleeker Kleurplaats, maar
die heerlykefpeeling van Violet ,blaauw,groen
en Purper, welke deeze Koper- Erts onder-
fcheidt , bevindt zig zekerlyk niet in alle
geel Koper-Ertfen. Ook heb ik ze van Nas-
M 4 fau