III. geöördèeld » vobr alle in de Natuur voorkd-
"x x v ill meöc*e Scherpe Zouten •, Zwavels of andere
Hoofd- Mynïloffen , dat het óhmobglyk Verërcst of
*&*ertsi ■ ^ ^ l ï z e c v d kdn zyn. HcricitEL hééft
Goud. dit denkbeeld met 'kragt gedreeven , ’t welk
nog by Veelen in de gedagten fpeelt. De vermaarde
S c o p ó l i , zelf, hieldt de Verertzing
des Gouds voor een fferfenfchim doch
niet lang daar na zekere Goudhoudende Stof*
fe van Nagyay in Sevenburgen onderzoekende,
veranderde hy zyn Gevoelen t’eeriemaal.
Hy befloot, dat het Goud door een halfme-
•taal en het allerfterkfte Zuur van Zée-Zout
v lu g , deszelfs vaftë beginzelen 'vernield en
tJe vlugge om hoog verheven wérden , terwyl
het dan in ’t Vuur als uit zyne Asfche herboren
, en volmaakt weder te voorfchyn kö -
me ( e ) . Hier op fchryft hy vervolgënsï
j , niet alle Goud, d3t in déMynftoffen huis-
vest, kan er doör ’t Ziiur van Koningtyk
„ Water of door Kwikzilver uitgehaald wor.
„ den en dit is met Zwavel omwonden. Sóm.
„ mige Pyrieten , en de, Goudhoudende Erts
j, van Nagyay, bevatten dit Goud , ’t welk
,, ik weleer onvolmaakt genoemd heb, en dat
„ nu ook byna alle, Mineralogiiten gemineraü-
,, zeerd heet en” (*/). Dit
( 5) Einleitung zur kenntnis and geèrauch der Fosfilien.
1769. pag. 190.
fe) Ann. III. Eist, Natur. p* 108.
Cd) Princij}, Mineralogice. Prag. 1772. P. 2,3,2,*
Dit billykt derhalve de volgende Soort, die afdm^
ik in navolging van onzen L i s n e u s noem. XXVlii.
H o o fd -
(3) Goud gemineralizeerd door Zwavel of an- jjj
dere Stoffen. Awum
Minerali-
Zo algemeen dient dezelve bepaald te wor* ^y^rerst
den, dewyl het ook door andere Mineraalen Goud.
dan Zwavel gemineralizeerd is gevonden.
Daar komt immers fomtyds een Goud voor,
dat verfcheide Kentekenen van Onzuiverheid
heeft, zynde wreed , breukig en naauwlyks
te bewerkén. Wanneer men ’t fmelt, is de
Oppervlakte blaauwachtig, en by *t uitgieten
blyft een gedeelte in de Kroes. Gemeenlyk
heeft men gedagt, dat het met Amaril gemengd
ware, en men kan zulks niet onwaar-
fchynlyk achten, volgens ’ t oordeel van den
Heer d u F a y , die een Middel opgegeven
heeft, om dit weerbarftige Goud tot volmaaktheid
te bréngen. Hy deedt het eerst een- etf
andermaal met Bismuth fmelten, vervolgens
met Lood cupelleeren, eindelyk in een Wind-
For-
1 f«
Gj) Aurum Sulphure vel aliis Mineralifatum. Jftihi.
Aurum Mineralifatum Pyrita, L inn- Syst. Nat. XII,
Tom. III. Gen. 35. Sp 2. Aurum Mineralifatum. Cronst.
Min, p. 179. Aurum nudum Minerse. Syst. Nat. VIII*
p. 184. N. 2. Aurum Minera variä veftitum. Wolt.
Min. 29.
z
III. Drei. V . Stuk.
S p i l •