III. kobar> verfchilt weinig van die op de Rhóne,
Xxvin. beneden Lyons, in de Zuidelyke deelen van
H oofd- Vrankryk. Echter is dezelve aldaar veel moeie-
Gedeegen v^ er * doordien de Negers genoodzaakt zyn
<?£>»<. Daar ’t Goudzand diep onder Water te duiken,
en dan hetzelve in een Kalabas om hoog tc
brengen, alwaar het ook in Houten Schot-
tels of Bakken uitgefpoeld wordt. Dit Wafch-
goud is het zuiverde aan de geheele Goudkust,
alwaar men fret ook in Gebergten, en zelfs
binnenslands in de Oppervlakte des Aardryks,
verfpreid vindt, van waar de Negers hetzelve
naar de Kust brengen , om het aan dé Euro-
peaanen voor veelerley noodwendigheden te
verhandelen (z). Immers zekere Avanturier,
in ’t jaar \?i6 tot de binnendeelen van Afri.
ka doordringende , hadt aldaar de eigentlyke
Goudmynen ontdekt, welke die Kust zo lang
beroemd hebben gemaakt. Hy vondtze in ’t
Ryk van Bambuk, tusfchen de Senegal en
Gambia, alwaar het grootffce deel verkogt
wordt aan zekere Kooplieden , genaamd
Mundingoos, die het naar de Faktooryën aan
de Gambia in zulk eene veelheid brengen, dat
men ’er op eens vierhonderd Marken van heeft
zien afleveren. De Negers, zeid hy, fchraa-
pen doorgaans de Oppervlakte van den Grond
af
CO Zie Tegenw, S ta a t van A f r ik a , Amfteyd, 1^63,
fcladz, 487.
••• ™ l i l?’
af, en werpen de Aarde, die Kleijig en Zan- AïIffiÈt.
dig is, in een Kom of Bak, wasfchende d e -x x vm .
zelve weg met Water, tot dat het Goudsim.
overblyve ; ’t welk fomtyds als Stof, fomtyds
in taamelyk groote Korrels , op den bodem
van die Bakken gevonden wordt. Zodanig
was aldaar de gefteldheid des Lands in ’t algemeen.
In ’ t Zand van de Riviertjes, daar
van afftroomende, werdt ook Goud befpeurd ;
doch de voornaamfte Goudmynen lagen in ’c
midden van dat Ryk binnenslands, wel honderd
uuren gaans van Kower aan de Gambia
ten Ooften; in een Rotzig Gebergte , met
een Steènachtigen Grond , daar de Negers
. Groeven maaken van wel tien Voeten diepte,
en dus veel meer Gouds vinden dan in de
Oppervlakte. De Erts Steenig zynde, gaan
zy die vergruizen en haaien ’er dus insgelyks
door Wasfching of Spoelinge het Goud uit,
*t welk aanftonds fmeedbaar is en tot gebruik
bekwaam. Van de Aarde, daar het in gezeten
heeft, zynde een vette Kley van veelerley
Kleuren, maaken z y , na de uitwasfching
van ’t Goud , zeer fraaije Pypekoppen (a).
In het Noordelyke deel van Zuid-Amerika,
tot de Spaanfche Bezittingen behoorende, dat
men, in onderfcheiding van de Westindifche
Ei-
00 A danson. Hift, de Senegal,
v 5
III. Dkkl. V . Stuk.
SI m l
,1 I
v»
liïfti
i c *