lil. ook wel Gotidgeel; gelyk menze dus by
AxxTiï Hengst, niet ver van Gottesgave in Bo-
HoobdJ hemen, in roode Graniet vindt. Deeze
*TUjL zy° zeldzaam. De Witte of witachtige van
Altenburg in Saxen , behooren hier ook wegens
de figuur, hoewel L in n jeu s en ande-
ren die tot de Tinfpaath betrekken. Voorts
zyn ’er Roode en Bruine , welke , by fom-
migen, Tin-Granaaten genoemd worden. De
Zwarten zyn de gemeenften en rykst Tinhoudende
, dikwils tot zeventig o f tagtig Pond in
*t Centner.
j l ( 2) Tin uit vergaarde Kryftallyne korrels be-
Sicmnunt gaande.
Dit noemt men in Duitfchland Zwitter en
I l Ï S i. Zimzwitter: ook Seifengraupen, en by fommige
Franfchen Mine d'Etain ordinaire , dat is gew
o n e Tin - Erts. W a l l e r iü s , die de
voorgaande Mineraale Tin -Kry(iallen hadt ge-
tyteld, noemt deeze, Erts der Tin-Kryft allen.
Wy geeven ’er den haam van Tin - Zwitter aan.
Men vindtze meest by en omtrent de Tin-
Kryftallen , in Steenachtige of andere Stoffen
van
f Stannum Granis cryftallinis aggregatïs. Syst. Nat.
nts. Sp. 2. Stann Ferro & Arfen. tliineral. CryfiaHis
Stanai minimis. Wall. Mi». 282. Stann. Arfen. mi-
neral. Minera irregulari &«. Wall. Syst. Min. II. p.
320.
van veeleHey foort. Zy verfchillen zeer wei- . IK-
nig van de Tingraupen, dan dat de Kryflallen xxin.
zeer klein zyn , en gemeenlyk wat bepaalds , rU^ *
in hufone geflalte hebben. De rykheid van . Tm-
deeze Erts is verfchillende, naar dat ’ er meer *mtUr*
of minder Kryflalletjes inde Stoffe zyn vervat,
naar dat ook die meer of minder zuiver zyn.
Op'de breuk vallen zy fomtyds gatig of flraa-
lig, fomtyds vast aaD een Steen en onder elkander
famengegroeid;; fomtyds geheel los ,
hoewel men het dan geen Tinzwitter noemt,
maar Ttnzand, dat waarfchynlyk uit affpoeling
deezer Kryflalletjes van een Tin -Ader beftaat,
en door de Kryftallyne figuur van het eigent-
lyke Tinzand onderfcbeiden is.
De Kleur deezer Kryflallen is verfchillende,
nu geelachtig , dan roodachxig ; ook bruin ,
zwart en bont, ja zelfs byna wit. Zy vallen
of in regthoekige korte Staafjes met afgefhee-
den kanten , met agttien zydvlakten; ’t welk
dè gewoonlykfte geflalte is , of in vierzyCiige,
eenigermaate puntig, Prismatieke Zwitter genaamd
, ook taamelyk gemeen, of in vierzy-
dige dubbelde Pieramieden , met geknotte
Hoeken , die vry groot voorkomen, of veelhoekig
en veelzydig van onbepaalde geflalte;
gelyk men dé Zwitter op véelë plaatfen aantreft,
voofnaamelyk in Saxen en Bohemen ,
van waar ik fchoone Stukken heb. Inzonderheid
kómt zy zeer aartig Laagswyze voor, in
B a dat
III. P bel. V. Sxvfc
2i