
sehen. N a j a a r ....................................
. C. (H y d r .) c a s t a n e u s F r . K a s ta n je h r u in e G.
Plaatjes aanv. niet paarsachtig. . . . 9
9 Vleesch donkerbruin; steel bruin, later zwartachtig,
aan den top verbleekend en soms olÿfachtig, gelÿk dik
soms met de overblÿfselen van den roodachtigen, spin!
newebachtigen sluier; hoed 2 - 5 c.M. breed, klokvormig,
dan bol of uitgespreid, breed bultig of stomp, in
vochtigen staat eenigszins glanzend, omberbruin of om-
berbruin-olÿfachtig, in drogen staat isabelkleurig; plaatjes
donker roodbruin, met aanv. witte snede. In naaldbosschen.
In ons land slechts bÿ Pu tten aangetroffen.
• . . 0. (H y d r .) u r a c e u s Hr. V e r b r a n d e G.
vleesch niet b r u i n ....................................
10 Hoed donker roodbruin, in drogen staat glanzend en
bleek steenrood, soms klokvormig, gewoonlÿk bol, stomp
of, bÿna bultig, 2 - 5 c.M. breed; steel 10 c.M. hoog
door de overblÿfselen van het algemeen hulsel rood!
achtig, stÿf, naar boven verdund, onderaan zeer weinig
nollig; plaatjes aanv. bleek-, later donker kaneelkleurig •
myoelram rood. In naaldbosschen bÿ Apeldoorn aanl
getroffen . C. (H y d r .) C e i n s Ä . SpinrokJeen 0.
Hoed glanzend, geel-kaneelbrum. 3-Bc.M. breed, klok-
vormig-uitgespreid, kaal; steel 6 c.M. hoog, gevuld
dan hol, vezelig-gestreept, geelbruin; cortina wit, ver-
gankelgk; plaatjes aangegroeid, tainelük w()d uiteen
geel.kaneelbruin. In naaldbosschen b« Nuhspeet aari
getroffen
. C. (H y d r.) j u b a r i n u s Hr. S c h itte r e n d e G.
11 Steel pÿpachtig, geel (in vochtigen staat), of bruin
a c h t i g ........................................................................_
Steel gevuld of eerst later hol, w i t . ! ! . 13
12 Steel bleekbruin, 5 - 7 c.M. hoog, dun, dikwÿls splÿtend,
met golvende oppervlakte, kaal, soms met onregelmatige
Witte banden; hoed VU~2% c.M. breed, bleek-steenrood,
in drogen toestand bruinachtig en zÿdeachtig,
met zwartachtig, vleezig, spits bultje; plaatjes dun,
kaneelkleurig. In naaldbosschen. Bÿ Apeldoorn onder
eiken g ev o n d en........................................................................
0. (Hydr.) f a s c i a t US Hr. G. m et b an den .
Steel in vochtigen toestand stroogeel, in drogen toestand
witachtig, 8—10 c.M. hoog, onderaan sterk verdund;
hoed IV4 — 2V2 c.M. breed, kegelvormig, dan uitgespreid,
bultig, met gestreepten rand, geelbruin-roestkleurig,
in drogen toestand ledergeel; plaatjes smal, dun,
geelbruin-kaneelkleurig. Onder beuken te Apeldoorn
aangetroffen. Sept...........................................................
C. (H y d r.) s c a n d e n s Hr. O p stijg en d e G.
13 Hoed niet grooter dan 2V2 c.M., aanv. kegelvormig,
ten laatste uitgespreid en bultig, geelbruin, in drogen
toestand ledergeel, glad, kaal; steel 2 - 3 c.M. hoog, wit;
plaatjes dicht bÿeen, bleek, dan kaneelkleurig. In naaldbosschen.
Najaar. Niet a lg em e e n ....................................
C. (Hydr . ) 1 e u c 0 p u s B u ll. G. m et w itten steel.
Hoed 2V2—5 c.M. breed, klokvormig, spoedig bol, stomp
of breed bultig, in vochtigen staat kleikleurig, in drogen
toestand ledergeel-witachtig ; steel tot 6 c.M. hoog, gevuld,
uitwendig kraakbeenachtig, stÿf, naar onder eenigszins
versmald; plaatjes wÿd uiteen, kleikleurig, dan donker
kaneelkleurig. In naaldbosschen. Najaar. Vrÿ algemeen.
0. (Hydr . ) r i g e n s F r . S tijv e G.
Gesl. 39. Bolbitius F r .
1 Hoed 4—10 c.M. breed, hygrophaan, in vochtigen toestand
kastanjebruin en glad, in drogen staat geelbruin
en rimpelig, aanv. bol, dan uitgespreid, met bochtigen,
neergebogen rand; steel soms met vergankelÿke cortina,
wit of witachtig, golvend, bovenaan een weinig
bestoven, ten laatste roestkleurig; plaatjes kaneel