
Reuk aangenaam, naar anÿs; hoed zonder handen 3
3 Hoed kurkachtig, veerkrachtig, kaal, bleek, 3 — 5 c.M.
breed, wit, later aan den rand geel; poriën klein, rond
gelÿk groot, witachtig, dan okergeel en met getänden
rand. Op een wilgenstam te Valkenburg aangetroffen.
T r. 0 d 0 r a Fr. Welriekende Tr.
Hoed kussenvormig, kurkachtig-vlokkig, wit, 5—12 c.M.
breed; poriën rondachtig, tamelÿk breed, met stompen
rand, aanv. wit, later bruinachtig. Op en in oude
w ilg e s tam m e n .........................................................................
T r. s u a v e o l e n s Linn. Aangenaam riekende Tr.
4 Hoed driehoekig, met breed aangegroeide basis, kurk-
achtig-houtig, zonder banden, aanv. rosbruin, daarna
bruin ; poriën middelmatig groot, rondachtig, met stompe
randen, geelbruin. Op boomstammen en palen. In
ons land op oude balken aangetroffen . . . .
Tr. p r o t r a c t a Fr. Langgerekte Tr.
Heeft veel overeenkomst met L e n z i t e s a b i e t i n a
(bladz. 132), maar verschilt daarvan voornamelÿk door
den driehoekigen vorm van het vruchtlichaam.
Hoeden dakpansgewÿs over elkander groeiend, kurkachtig,
dun, uitgespreid-teruggeslagen, min of meer golvend,
met handen geteekend, geelbruin, met stÿve haren
bezet, naar den rand toe bleeker en bÿna kaal; poriën
breed, rondachtig of hoekig, met stompe randen; huis-
jes inwendig melkwit, naar den omtrek toe zeer kort
wordend. In de spleet van een ouden beukestam te
P utten aangetroffen . . . . .
T r. h i s p i d a Ra p L S tijf behaarde Tr.
Oesl. 4. Po ly p o ru s Mich.
1 Korstvormig uitgespreide, achteroverliggende soorten,
wier buisjes zonder duidelÿk waarneembaren hoed op
hout groeien (flg. 39). (Zie ook P o l y p o r u s obl i -
q u u s bl. 238.)....................................................................... 2
Fig. 38. Polyporus squamosus
Fr. {Y nat. gr.)
Soorten van een al of niet gesteelden
hoed voorzien (flg. 38);
hoed soms ruggelings vastzittend
.........................................18
2 Poriën purperrood of paars 3
Poriën rood. . . . 4
Poriën geel, of bruin en dan
aanv. wit berÿpt. . . 5
Poriën roest- of kaneelkleurig 6
Poriën aanv. wit, later kleikleurig, geel of geelbruin 7
Poriën wit, later bleek okerkleurig . . . . 9
Poriën bleek of wit, niet donkerder wordend. . 11
3 Poriën paarsachtig; buisjes kort; vruchtlichaam uitge
spreid, duidelijk begrensd, dun glad, kaal, vast aange
groeid. Op dennetakken bÿ Harderwÿk gevonden
. P. V i 01 a c e u s Fr. Paarsachtige P
Poriën purperrood-lila, klein, ongelÿk, dikwÿls to t kleine
groepjes vereenigd; buisjes kort; vruchtlichaam uitge
spreid, 10—32 c.M. lang en breed, met schimmelachtig
vlokkig mycelium, hetwelk op de oppervlakte van he
hout voortkruipt. Op rottend hout. Najaar.
P. p u r p u r e u s Fr. Purperkleurige P
4 Poriën klein, gelÿk; buisjes kort; vruchtlichaam t o t 32
c.M. lang en 16 c.M. breed, lederachtig, glad, kaal, bleek
vleeschrood, met omberbruinen rand. Op rottende woi
tels van denneboomen bÿ Driebergen aangetroffen
P. m a k r a u l o s Rostkov. P. met groote buisjes
Poriën klein, ongelÿk, door gave wanden gescheiden
vruchtlichaam aanv. kussenvormig (door droogte beker
vormig), tamelÿk vleezig, van het hout loslatend, in
versehen staat donker-vleeschrood, door verdroging
bruinachtig. Op rottend hout. Zeldzaam
. P. P l a c e n t a Fr. Taartvormige P.
5 Poriën geel, glanzend, klein, gelÿk ; buisjes kort; vrucht