
.-•;a
bekleed zÿn, of wier ruimten er
geheel door zÿn opgevuld. Het
peridium is in den beginne altijd
gesloten, en opent zieh slechts, en
dit op verschillende wijze, bij rÿpheid
der sporen om deze te laten
ontsnappen. Bij sommige soorten
blijft het gesloten, de sporen
g l ^ 'F r . ) ®doo?sn™ va^^ worden dan eerst vrij, nadat het
een jong vruchtlichaam, peridium verweerd ofvergaanis.
waardoor de verdeeling in Qok de gleba ondergaat, gedu-
kamertjes zichtbaar wordt ; ° & ; o
a. peridium ; b. kamertjes. rende het rijpen, veranderingen
(34 nat. gr.) verschillenden aard. Soms
blijven haar tusschenschotten bestaan, maar meest gaan
zÿ tot vervloeiing over, om ten slotte, op een verzameling
grove draden na, geheel te verdwijnen.
Als eerste familie der Gasteromyceten noemen wij die
der L y c 0 p e r d a c e e ë n, die in ons land door een niet
onbelangrÿk aantal geslachten vertegenwoordigd wordt.
Het zÿn die zwammen welke men gewoon is met den
naam van S t u i f z w a m m e n (de P u f f Ba l l s der Engelschen)
te bestempelen, omdat bij rijpheid van hun vruchtlichaam
de sporen, bij de minste aanraking, in den vorm
van kleine stofwolkjes wegstuiven.
Het vruchtlichaam der Stuifzwammen bestaat, met uitzondering
van h et geslacht Scleroderma, uit een dubbel
hulsel, waarin het vruchtbare gedeelte dezer zwammen
ligt opgesloten. Een
der belangrijkste geslachten
der Lycoper-
daceeën is L y c o-
p e r d ó n , waarvan
in ons land L y c o-
p e r d o n B o v i s t a
Lycoperdon Bovista L. »'gemeen is. en
(34 nat. gr.) van Juli to t October
Fig. 26.
veelvuldig in onze duinen en weilanden voorkomt (flg. 26).
Aanvankelijk vertoont hij zieh in den vorm van een witten
bol, die min of meer afgeplat is en een middellijn van
5 — 10 c.M. kan bereiken. Gedurende het rijpen ondergaat
deze bol, of beter gezegd het peridium, dat uit twee lagen is
samengesteld, groote veranderingen. Het buitenste hulsel
verdroogt en valt spoedig van het binnenste hulsel af, terwijl
dit laatste zijn witte kleur verliest, eerst geelachtig en
daarna bruin wordt. Op de bovenvlakte van het binnenste
hulsel vertoonen zieh scheuren en openingen, die allengs
grooter en menigvuldiger worden, en waaruit de sporen
bij rijpheid ontsnappen. Be g l e b a of inwendige massa,
waarvan het onderste gedeelte in dit geslacht onvrucht-
baar blijft, die in den beginne uit een eenvormige hyphen-
massa was samengesteld, verdeelt zieh weldra in een groot
aantal afdeelingen of kamertjes, waarover het hymenium
regelmatig uitgespreid ligt, evenals met de plaatjes bij
de Agaricaceeën het geval is. Zijn de sporen door de basidiën
afgesnoerd, dan gaat de inwendige massa tot vervloeiing
over, en mon vindt in het nu opengescheurde
peridium (fig. 26. &), niets van de gleba terug dan de sporen
en een net werk van draden, haarbol of c api l l i t i um
geheeten, w^elke niet anders zijn dan de onvruchtbaar ge-
bleven hyphen van het hymenium. Van de overige Ly-
coperdon-soorten vermelden wij nog Ly c o p e r d o n é chi n
â t um, een variëteit van L y c. p e r 1 a t u m, waarvan
het peervormige peridium geheel met kleine stekels bezet
is, wat aan deze soort een zeer typiesch aanzien geeft.
Een tweede geslacht der Lycoperdaceeën is T u 1 o s t o-
ma, waarvan in ons land slechts een enkele soort Tulo-
s t oma r a ammo s um wordt gevonden. Het kleine peridium
van deze soort is bevestigd aan een, in verhouding
tot diens middellijn, zeer langen steel welke echter gedurende
de geheele ontwikkeling der zwam in den grond
verborgen blÿft. De basidiën van het geslacht Tulostoma
hebben een zeer eigenaardigen vorm en onderscheiden
il ' Il