Gesl. 1. Rhizopogon Fr.
Fig. 85. Rhizopogon
Inteolhs Fr. (nat. gr.)
Peridium dik 1 — 4 c.M.middellijn,
aanv. wit en geheel onder de
aarde bedolven, later aan de
oppervlakte liggond, geelachtig,
eindelijk bruin olijfachtig, met
wortelvormige myceliumdraden
vast verbonden ; gleba aanv.
wit, later groengrÿs. In zandige,
boschrÿke streken. Yrÿ
algemeen. Zomer—najaar
R h . l u t e o l u s Fr. Geelachtige
Rh.
Gesl. 2. Hydnangium Wallr.
Peridium hÿna kogelrond, met
ongelÿke oppervlakte, zeer dun,
1-2 c.M. middellijn, hleek rozerood,
aanv. wit-zÿdeachtig, later
kaler en gladder; gleba blÿvend
bleek vleeschkleurig. Slechts op
Fig. 86. Hydnanginm
carneum Wallr. (nat. gr.)
de aarde in een dor broeikassen van den plantentuin
te Amsterdam a a n g e t r o f f e n .............................................
H. c a r n e u m Wallr. Vleeschkleurige H.
AANHANGSEL.
ASCOMYCETEN OF ASCUSZWAMMEN.
1 Vruchtlichaam beker-, schijf- of knopvormig, gewoonlijk
w a s a c h t i g .............................................................................. ^
Vruchtlichaam knotsvormig; knots onverdeeld of vertak
t ....................................................................................... ^
Vruchtlichaam uit een duidelÿken steel, van een hoed
of hoofdje voorzien, samengesteld . . . . 5
2 Vruchtlichaam doorgaans wasachtig, soms ook vliesachtig
of vleezig, meestal bek erv o rmig ....................................
Gesl. 1. P 0 z i z a (flg. 87.)
Vruchtlichaam geleiachtig, bijna geleiachtig (of kraakbeenig),
schÿf- of k n o p v o rm ig .............................................
................................................Gesl. 2. B u l g a r i a (fig. 88.)
3 Steel in de knots overgaand ....................................
........................................Gesl. 8. G e o g l o s s u m (fig. 89.)
Steel duidelÿk van de knots te onderscheiden. . 4
4 Knots op den steel a f lo o p e n d .............................................
........................................Gesl. 4. S p a t h u l a r i a (flg. 90.)
N ie t.......................................... Resi. 6. M i t r u 1 a (fig. 91.)
5 Hoed vrÿ, glad, kegelvormig Gesl. 6. V e r p a (flg. 92.)
Hoed glad, min of meer onregelmatig, bolrond
.......................................................Gesl. 7. L 0 0 1 i a (fig. 93.)
Hoed gewoonlÿk onregelmatig gelobd; steel meestal m et
diepe grooven . •. Gesl. 8. H e l v e l l a (flg. 94.)
Hoed kegel- of eivormig, door dwarsche en overlangsche,
hooge ribbon, netvormig-veelcellig . . . .
Gesl. 9. M o r c h e l l a (fig. 95.)