
met overblÿfselen eener cortina, Aan den voet van
boomstammen. Zeldzaam .
H. l e u c o t e p h r umX. c&Hr. Wit-aschgrauwe H.
9 Plaatjes in vochtige lucht vochtdroppels uitzweetend,
aanv. witachtig, dan purperbrainachtig; hoed 5 - 8 c.M.
breed, aanv. wit, dan bruinachtig, met meer donkere,
harige schubben, bol, stomp, vleezig; steel witachtig,
vezelig-schubbig, later bruinachtig. Op de aarde en aan
stammen, in bosschen. In kleine zoden. Vrij algemeen
. . . H. l a c r y m a b u n d u m H r . Tränende H.
Plaatjes nooit vochtdroppels uitzweetend . . 1 0
10 Hoed 6—10 c.M. breed, aanv. door aangedrukte vezels
viltig, later kaal, geelbruin, in drogen toestand klei-
isabelkleurig, klokvormig, dan uitgespreid en bultig;
steel hol, vezelig-zÿdeachtig, bovenaan viltig en vuil
kleikleurig; plaatjes aanv. aangehecht, dan vrÿ, aanv.
bruinachtig, dan kastanjebruin, zwart gestippeld. In
tuinen, weilanden, langs wegen enz. In kleine zoden.
Sept. —Nov. Algemeen . . . . . . .
.H. v e l u t i n u m Pers. Fluweelachtige H.
Hoed ong. 5 - 8 c.M. breed, aangedrukt-vezelig, bol,
breed bultig, bleekbruinachtig, dan vuil isabelkleurig;
steel 8 - 1 0 c.M. hoog, gevuld, bleek, glad, een weinig
vezelachtig; plaatjes aschgrauw-loodkleurig, ten laatste
bruinachtig, droog, met witte, gezaagde snede. Aan
boomstammen. Zeldzaam......................................................
....................................H. S t o r e a Fr. Matachtige H i
Gesl. 43. Psiloeybe Pr.
1 Hoed bol-vlak, stomp of eenigszins hultig . . 2
Hoed kegel- of klokvormig (ten minste aanv.) . 3
2 Hoed 6 - 1 1 c.M. breed, vleezig, hol, later vlak, stomp,
hygrophaan, in vochtigen toestand bruin of kastanjebruin,
door droogte verbleekend; steel 3 -1 1 c.M. hoog.
kaal, bleek, hol; plaatjes dicht bÿeen, aanv. witachtig,
dan bleek-rozerood, ten laatste bruin. Op boomstronken
en op de aarde. Zodevormend. Zomer—herfst.
P s. s p a d i c e a Fr. Kastanjehruine Ps.
Hiervan worden in ons land nog aangetroffen de
variëteiten :
a. h y g r o p h i l a Hr. met grooteren hoed, 1 0 -1 5 c.M.
hoogen steel, welke onderaan van een spoelvormig
aanhangsel voorzien is, en lang-afloopende plaatjes.
b. po l y c e p h a l a Paul., met bÿna vrÿe, ten laatste
bruin-omberkleurige plaatjes, bochtigen steel, en in
zeer dichte zoden groeiend.
Hoed — c.M. breed, bol-vlak, min of meer bultig,
droog, steenrood-geelbruin, verbleekend; steel 5 - 8 c.M.
hoog, pijpachtig, vezelachtig, roestkleurig, bovenaan verbleekend;
plaatjes aangehecht, buikig, aanv. witachtig,
dan purper. Op moerassigen bodem. In groepjes.
Najaar. Bÿ Amsterdam aangetroffen . . . .
............................................. .... s. u d a Pers. Vochtige Ps.
3 Hoed klokvormig, dan bol-uitgespreid, hygrophaan;
steel s t ÿ f ................................................................ ^
Hoed spits-kegelvormig of aanv. kegelvormig, dan
klokvormig-bo], droog of eenigszins kleverig; steel
b u i g b a a r ............................................................... _ 5
4 Hoed geelachtig, met bleek loodgrÿs gewasschen, in
drogen toestand wit en rimpelig, 2 - 6 c.M. breed, kaal,
klokvormig, dan bol-uitgespreid, stomp; steel 6 c.M.
hoog, bochtig, bleeker dan de hoed, kaal, bovenaan
eenigszins berÿpt; plaatjes aanv. wit-aschgrauw, ten
laatste bruinzwartachtig, aangegroeid, eenigszins buikig.
In bosschen tusschen plantenafval. Zodevormend.
P s. c e r n u a FI. Dan. Nedergebogen Ps.
Hoed roetkleurig-rosachtig, door droogte verbleekend,
c.M. breed, glad, kaal, klokvormig, dan bol-uitgespreid,
stomp; steel 4—8 c.M. hoog, kaal, glad, bleeker