
Fig. 32. Panaeolus
papilionaceus Fr. (nat.
gr.)
Gesl. 47. Panaeolus Fr.
1 Hoed vochtig, water-opzuigend,
in drogen toestand bÿna vlokkig,
zonder glans, aanv. kogel-, dan
halfkogelvormig, zwak bultig, met
netvormig verbondene rimpels
en meelachtige korreltjes bezet,
vleeschkleurig-ledergeel, aan den
rand met overblÿfselen der cortina,
SVz c.M. breed; steel gelijk
dik, berijpt, bovenaan gestreept,
rozerood-purper, 8 c.M. höog;
plaatjes opstÿgend, met witte
snede, grÿs en zwart gemarmerd.
Op mest, langs wegen en tusschen gras.
P. r e t i r u g i s Fr. Netachtig geplooide P.
Hoed droog, kaal, aan den rand niet met een gordel
geteekend . . . . , . . . . . 2
Hoed droog, kaal, aan den rand met een bruinen of
zwarten gordel geteekend....................................................3
2 Steel bovenaan glad en wit bepoederd, 8 c.M. hoog,
2 - 5 m.M. dik, gelÿk dik, witachtig; hoed halfkogelvormig,
1 —2V2 c.M. breed, bleekgrÿs, schubbig-gebar-
sten; plaatjes breed aangegroeid, breed, grÿs en zwart
gevlekt. Langs wegen, in tuinen, weilanden enz. Algemeen.
Aug. —Oct..................................................................
. P. p a p i l i o n a c e u s Pr. Vlinderachtige P.
Steel bovenaan gestreept en zwart bepoederd, ong. 8
c.M. hoog, 2—5 m.M. dik, rosachtig met rozerood gewasschen;
hoed klokvormig, een weinig glanzend, 2 - 3
c.M. breed, bruin-rookkleurig of bruinrosachtig; plaatjes
opstÿgend, aangehecht, zwart met grijs gevlekt. Vindplaatsen
als van de v o o r g a a n d e ....................................
P. c a m p a n i i l a t i i s Linn. Klokvormige P.
3 Hoedrand met een smallen, bruinen gordel geteekend;
hoed 1 — 2 c.M. breed, klokvormig-bol, grauwbruinachtig,
in drogen staat grijs-kleikleurig; steel 6 - 1 1 c.M. hoog,
bovenaan flauw wit berijpt; plaatjes aangegroeid, met
een tandje afloopend, breed, aschgrauw, dan grauw en
zwart bont. Langs wegen en dÿken, in weilanden enz.
ook op mest. Niet z e ld z a am .............................................
• P. f i m i c 0 1 a Hr. Mestbewonende P.
Hoedrand met een zwartachtigen gordel geteekend 4
4 Hoed kegelvormig, dunvleezig, 2 - 3 c.M. breed, stomp
bultig, geelachtig met rozerood gewasschen, met aanv.
een weinig gekerfden rand; steel 2% c.M. hoog, berijpt,
bovenaan wit, onderaan rosachtig ; plaatjes zwartachtig.
Langs wegen en dijken, in weilanden enz. Vrÿ algemeen.
. P. a c u m i n a t u s Hr. Toegespitste P.
Hoed bol, 2 72 — 4 c.M. breed, roodbruin, in drogen toestand
verbleekend en rimpelig; steel bruin-rosachtig, wit
vezelig; plaatjes bruinachtig. Bÿ Putten aangetroffen.
P. s u b b a l t e a t u s B. & Br. Bijna gegordelde P.
Gesl. 48. Anellapia Karst.
Hoed kegel-, eindelÿk klokvormig-
nitgespreid, 172- 2% c.M. hoog,
272 — 5 c.M. breed, bÿna vliezig,
aschgrauw-zwartachtig of blauwachtig,
later okergeel-rookkleurig,
kleverig; steel 5 - 8 c.M. hoog,
gelÿk dik, kaal, bleek rosachtig,
hoven het midden met een ringvormigen
band geteekend; plaatjes
breed, buikig, aangehecht, ten
laatste zwart-bruinachtig, gespik-
keld. Op mest en op bemesten
grond. Eenzaam en in groepjes.
Algemeen. Aug.-Oct. .
Fig. 33. Anellaria
separata X. (Y nat. gr.)
An. f i m i p u t r i s Bull. Bollendc mest bewoncnde An,