
TWEEDE AFDEELING.
BASIDIOMYCETEN OF BASIDIUMZWAMMEN.
Meest groote, in ’t oogvallende zwammen, waarvan het
vruchtlichaam, wat den vorm betreft, de grootste verscheidenheid
aanbiedt. De sporen vormen zieh ten getale van
2 to t 8 op de steelvormige verlengsels ( s t e r i gme n )
van langwerpige cellen ( ba s i di ën) , welke, met andere
onvruchtbare cellen vereenigd, te zamen een gesloten laag
vormen ; h et kiemvlies of h y m e n i u m geheeten.
A. Het hymenium is vrÿ, en bekleedt uitwendige deelen
van het vruchtlichaam .............................................
, Hymenomyceten of Vlieszwammen
I. Het hymenium bekleedt plaatjes of lamellen .
Ag a r i c a c e e ë n of P l a a t zwamme n . Fam. I
II. Het hymenium bekleedt de binnenvlakte van buisjes
poriën of anders gevormde holten
P o l y p o r a c e e ë n of Bu i s zwamme n . Fam. II
III. Het hymenium bekleedt stekels, kammen, wratten
of anders gevormde verhevenheden .
. Hy d n a c e e ë n of St ekel zwam^men. F am .I I I
IV. Het hymenium bekleedt een gladde, hoogstens ge
aderde of gerimpelde oppervlakte. Bijna leerachtige
z w a m m e n ...................................................... .........
Thel ephor aceeën of Kor s t zwammen. F am. IV
V. Hymenium gelijk IV. Bijna vleezige zwammen.
Cl a va r i a c e e ë n of Kn o t s zwamme n . F am . V
VI. Hymenium gelijk IV. Gelei- of bijna geleiachtige
z w a m m e n ................................................................
. Tr eme l l a c e e ë n of Tr i l zwamme n . F am . VI
B. Het hymenium is niet vrij, doch ligt in het vrucht
lichaam o p g e s l o t e n .............................................
Gasteromyceten of Buikzwammen
I. Bovenaardsche zwammen, welke voorzien zijn van een
beurs of volva en vervloeien . . . .
P h a l l a c e e ë n of S t i n k z w a m m e n . Fam. I
II. Bovenaardsche, leerachtige, kogelronde of bekervor
mige zwammen, Geen volva . . . .
Ni d u l a r i a c e e ë n of Ne s t zwamme n . F am . II
III. Bovenaardsche, vliezig-papierachtige zwammen, met
meer of minder peer- of bolvormig vruchtlichaam,
waarvan de buitenoppervlakte meelachtig berijpt is
Geen v o l v a ...............................................................
Ly c o p e r d a c e e ë n of St u i f zwamme n . Fam. III
IV. Onderaardsche bijna vleezige zwammen, zonder meel
achtig-berijpte oppervlakte . . . . .
H y m e n o g a s t r a c e e ë n of S c h ÿ n t r u f f e l s
Fam. IV
A .
H ym e n om y c e t e n op V l ie s zw am m e n .
Vleezige, leerachtige, kurkachtige of houtige zwammen,
waarvan het vruchtlichaam zeer verschillend gevormd is
(hoed-, beker-, knots-, peer-, hoef-, b o l v o r r a ' . Ile t
h yme n i um of kiemvlies bedekt de vrije oppprvlakte van
het vruchtlichaam, of sleChts bepaalde deelon daarvan.
Zwammen welke voor het meerendeel op den grond groeien,
-doch ook op boomstammen, oude takken, doode bladeren
enz. voorkomen.
.'■'•A1m