
2 Steel gevuld, paars, niet gestippeld; hoed paarsachtig,
klokvormig-bol, stomp, schubbig-vezelig; plaatjes aangehecht,
paars met donkerder snede. Op elzetakken
en stammen bij ’s Oravenhage aangetroffen .
L- e u c h r 0 a Pers. Mooi gekleurde P.
Steel pijpachtig, bovenaan zwart gestippeld, zwartachtig,
blauwachtig of grijs; hoed later uitgespreid, genaveld,
bÿna schubbig, in versehen staat blauwzwart,
in drogen toestand zwartachtig en glanzend; plaatjes
grauw-blauw, met grÿs-rozerood gewasschen en met
zwarte of zwartachtige, gezaagde snede. Op zandigen
bodem. Bÿ Apeldoorn aangetroffen....................................
L- s e r r u l a t a Pers. Gezaagde L.
3 Steel blauw-paars of paars-grÿsachtig
Steel wit of bruinzwartachtig .
4 Steel 2 - 3 c.M. hoog, 2 - 5 m.M. dik, glad, blauw of
paarsgrÿsachtig; hoed 1 - 3 c.M. breed, aanv. bol, dan
uitgespreid, stomp, ten laatste neergedrukt, aanv. vlokkig,
dan schubbig, donkerblauw of staalblauw, in drogen
toestand grauw-bruinachtig of grauw; plaatjes
aanv. witachtig, dan bleek rozerood. Groeit in weilanden
en op grazige plekken. In ons land op heidegrond
aangetroffen. Zomer. Z e l d z a a m ....................................
L. l a m p r o p o d a Fr. L. met glanzenden steel.
Steel 4—6 c.M. hoog, 4—7 m.M. dik, blauw-paars, aanv.
berÿpt, later schubbig-vezelig, bovenaan glad; hoed
klokvormig, breed en stomp bultig, vezelig of schubbig,
bruingrauw, 4 - 6 c.M. breed; plaatjes aanv. wit, dan
bleekrozerood, gemakkelÿk van den steel loslatend. Op
zandigen bodem tusschen het gras bij Naaldwÿk aangetroffen.
Zomer . L. a n a t i n a Lasch. Eenden L.
5 Steel bruinzwartachtig, glad, kaal, bÿna pÿpachtig; hoed
2 — 272 c.M. breed, ten laatste neergedrukt, rimpelig,
bruinachtig, onduidelÿk aangedrukt vezelig en met een
papil in ’t midden; plaatjes uitgerand, wit, dan bleek
rozerood. Op grazige plekken. Zeldzaam. Zomer.
L. s o l s t i t i a l i s Fr. L. der längste dagen
Steel wit, aanv. rolrond, dan saamgedrukt, gevoord
schubbig, onderaan een weinig gezwollen en viltig
hoed 2 - 5 c.M. breed, bol-vlak, i n ’t midden neergedrukt
schubbig-vlokkig, met golvenden rand, roodbruin-geel
achtig; plaatjes buikig, wit, dan bleek-rozerôod. Op be
schaduwde plekken tusschen gras of mos. Zeldzaam
. L. K e r v e r n i i Quélet. L. van Kervern
Gesl. 26. Nolanea Fr.
Plaatjes bleek-rozerood, vrij; steel zeer dun, pÿpachtig,
slank, breekbaar, kaal, bruinachtig, onderaan behaard;
hoed ong. 2 c.M. breed, bijna vliezig, kegel-klokvormig,
stomp, fijn-gestreept, bruinachtig, hygrophaan. Groeit
in naaldbosschen. In ons land slechts bij Apeldoorn
a a n g e t r o f f e n ........................................................................
. N, h i r t i p e s Schum. N. met behaarden voet.
Plaatjes vuil, grÿsachtig, dicht bÿeen; steelzÿdeachtig-
vezelig, gestreept, pijpachtig, bleek bruinzwart of geel-
grijsachtig; hoedl —4c.M. breed, vliezig, kegelvormig, dan
uitgespreid, bÿna bultig, gestreept, naakt, hygrophaan,
in drogen toestand zÿdeachtig en eenigszins glanzend,
zeer verschillend in kleur, (bruin, bleek-steenrood,
vuilgeel, bruinachtig, enz.). In weilanden, bosschen, enz.
Eenzaam en in groepjes. Algemeen. Sept.-N o v .
............................................N. p a s c u a Pers. Weiden Ff.
Gesl. 27. Eceilia Fr.
Hoed 2V2- 3V2 c.M. breed, vlak, diep genaveld, gestreept,
zwart-bruin of anders gekleurd, in ’t midden met donkere
schubbetjes; “steel 5 — 7 c.M. hoog, bÿna pÿpachtig,
bovenaan zwart gestipt, verbleekend ; plaatjes versmald-
afloopend, grauw-vleeschrood, met zwarte getande