
slippen uitgespreid, of een weinig naar buiten omgekruld,
aan de binnenzijde met een dikke, vleezige laag
bedekt, welke later loslaat; buitenbekleedsel der
slippen blÿvend, papierachtig; binnenste peridium rond
of eenigszins eivormig, grÿs- of bruinachtig, onderaan
dikwÿls ingesnoerd, meestal zeer kort gesteeld. In de
zeeduinen. Met ongemeen. Yoor- en najaar.
G. s t r i a t u s D.G. Gestreepte G.
Mondje begrensd, (d. i. aan zÿn basis van een cirkel-
vormige groef v o o r z i e n ) ....................................................8
8 Mondje geplooid-gegroefd; buitenste peridium in 5 - 8
slippen openscheurend, welke tamelijk dik zÿn, en uit
een inwendige, later loslatende, bruine laag, en uit een
uitwendige papierachtige blÿvende laag, welke bleeker
van kleur is, zÿn saamgesteld; binnenste hulsel lang-
werpig-rond, bruinachtig-grÿs, onderaan ingesnoerd;
steeltje duidelÿk, min of meer platgedrukt. In de zeeduinen
bÿ ’s Gravenhage en te Haamstede aangetroffen.
G. S c h m i d e l i Vitt. G. van Schmidel.
Mondje stralig-vlokkig, breed kegelvormig; buitenste
peridium tot in het midden in 5—6 (10) slippen openscheurend,
welke naar buiten omkrullen, en uit twee
lagen samengesteld, waarvan slechts de gladde, uitwendige
bestaan blijft; binnenste peridium eivormig, rond
of peervormig, wit grÿs- of bruinachtig; steeltje zeer
kort. Op vochtigen, zandigen bodem. Bÿ Haarlem gevonden
. . G. C 0 s a t i i Babh. G. van Gesati.
Gesl. 4. Lyeopepdon Tourn.
1 Peridium zeer groot, (10-30 c.M. middellijn) . . 2
Peridium kleiner. . . . . . . . . 3
2 Peridium een middellÿn van 1 0 -1 5 c.M. bereikend, omgekeerd
kegel- of neergedrukt bolvormig, aanv. wit of
grijsachtig, later ros- of bruinachtig, in jeugdigen staat
Fig. 83. Lycoperdon caelatum Bull.
{Y nat. gr.).
met in veelhoekige
vakjes splijtend,
en met
breede of min of
meer puntige
schubben bedekt,
bovenste gedeelte,
hetwelk bÿ
rÿpheid geheel
af brokkelt; tus-
scbenschot waar-
onvruchtbare gedeelte
In weilanden en op
door het vruchtbare van hot
wordt afgescheiden, zeer taai.
grazige zandige plekken. J u li-O c t.....................................
.L . c a e l a t u m Bull. Geciseleerde L.
Peridium 2 0 -4 0 c.M. middellÿn, rond, soms eenigszins
neergedrukt, aanv. witachtig en vlokkig, later geelachtig
of rosachtig en van hoven in groote stukken openscheurend,
zoodat slechts het onderste gedeelte, in den
vorm van een breed geopenden beker, blijft bestaan.
In vruchtbare weilanden. Met ongemeen. Ju li-O c t. .
...............................................L. B o v i s t a L. Bovista L.
3 Peridium iijn-korrelig, schubbig, korrelig-vlokkig of meela
ch tig -sch u b b ig ..................................................................... 4
Peridium aanv. met stekeltjes of wratten bezet . 8
4 Peridium bovenaan met gladde, bruinroode schubben
bedekt, met korte, dunne, steelvormige basis, bijna
kogelrond, van boven eenigszins neergedrukt, aanv.
geelwit, in rijpen staat geelbruin, met regelmatige, ronde
opening. Op de aarde in de nabÿheid van oude stammen.
Bÿ Yalkenburg (L.) a a n g e t r o f f e n ....................................
L. s e r o t i n u m Bonord. Late L.
Peridium van boven niet met bruinrood gekleurde
s c h u b b e n .............................................................................. ^
5 Peridium met dunne of meelachtige schubjes. , 6