. dan de hoed, pÿpachtig; plaatjes bruin-zwartachtig, aangegroeid,
buikig. Op grazige plekken. Alleenstaand. Vrÿ
algemeen . P s . f o e n i s e c i i Pers. Hooibouw Ps.
5 Hoed spits, kegelvormig, 1% c.M. breed, % c.M. hoog,
in vochtigen toestand kleverig, aan den rand gestreept,
wit-geelachtig, groenachtig of bruinachtig; plaatjes
zwart-purper; steel 11 c.M. hoog, kaal, bleek, dikwÿls
bochtig. Aan wegen op grazige plekken enz. Zeldzaam.
P s . s e m i l a n c e a t a Fr. Halflansvormige Ps.
Hoed aanv. kegelvormig, later klokvormig-bol, stomp,
IV2 —2 c.M. breed, glad, droog, wit-geelachtig, loodgrÿs-
achtig of bruinachtig; plaatjes zwart-roetkleurig, opstÿgend;
steel ong. 5 - 8 c.M. hoog, kaal, bleek of rosachtig.
Langs wegen op grazige plekken. Niet algemeen.
P s. c a l l o s a Fr. Eeltachtige Ps.
Gesl. 44. Deeoniea Worth.
1 Hoed gestreept .
Hoed niet gestreept
2 Hoed slechts aan den rand gestreept, 1 - 2 c.M. breed,
half kogelrond, dan bol, stomp, bruin-rosachtig, verbleekend
en ten laatste glad; steel 2 - 5 c.M. hoog, aanv.
eenigszins vezelig, later kaal, bleekbruin, bovenaan be!
rÿpt; plaatjes breed, een weinig afloopend, bruin dan
• omberbruin-zwartachtig. Op beschaduwde plekken, op
• zandigen grond. Eenzaam en in groepjes. Niet zeldzaam.
a t r o r i i f a Schaeff. Zwartrosse D.
Hoed to t in ’t midden gestreept, 1 - 2 c.M. breed, aanv.
half-kogelvormig, later uitgespreid, hultig, in vochtige
lucht kleverig, geelbruin, later verbleekend en ledergeel;
steel 2 —3 c.M. hoog, 2—3 m.M. dik, vezelig, bovenaan
geelachtig, onderaan bruinachtig. en in jeugdigen
staat > ith a rig ; plaatjes zeer breed, niet afloopend, wit-
loodkleurig, ten laatste bruin-roestkleurig. Op grazige
plekken, in de nabÿheid van mesthoopen. In groepjes.
Niet algemeen . D. b u l l a c e a Bull. Knopvormige D.
3 Hoed 2 - 4 c.M. breed, aanv. half-kogelrond, dan bol,
ten laatste uitgespreid-bultig, rosachtig-ledergeel, in ’t
midden donkerder; steel 5 - 8 c.M. hoog, 2 - 3 m.M. breed,
bovenaan berÿpt en versmald, aanv. vlokkig-harig, later
kaal en aschgrauw of wit-geelachtig; plaatjes hoog-
vormig-afloopend, breed, aanv. wit of aschgrauw, later
Yuil-bruingeel-loodgrijs. Op grazige plekken, in de nabÿheid
van mesthoopen. In groepjes . . . .
D. c o p r o p h i l a Bull. Mestlievende Hoed 2 - 4 c.M. breed, vleezig, vast, aanv. bol, later
uitgespreid, stomp, zonder bult, in vochtige lucht kleverig,
roestkleurig-verbleekend; steel witachtig, bovenaan
wit bepoederd, onderaan wit wollig; plaatjes breed,
buikig, afloopend, aanv. aschgrauw, later rookkleurig.
Bÿ Nunspeet aangetroffen. Jan. —Febr.
B. l i p o p h i l a Oud. Vetminnende D.
Gesl. 45. P s a th y r a Fr.
1 Hoed hoogstens 2 c.M. breed . . . .
Hoed gewoonlijk grooter, 3 tot 5 c.M. breed .
2
3
2 Steel bochtig, glanzend, wit, to t 5 c.M. hoog; hoed kegel
klokvormig, stomp, 1 — 2 c.M. hoog, gestreept, grauw,
in ’t midden roestbruin, meelachtig bestoven; plaatjes
aangehecht, wit, dan grÿspurper. Langs wegen, in
weilanden enz.; tusschen het gras. In groepjes of
kleine zoden. Algemeen. Oct. —Nov..................................
P s. g y r 0 f 1 e X a Hr. Rondbuigende Ps.
Steel recht, wit, zijdeachtig, glanzend; hoed blÿvend
klokvormig, stomp, 1 —HA c.M. hoog, rimpelig, hygrophaan,
aanv. bruin en met vezels bedekt, later vuil
okerkleurig en kaal; plaatjes opstÿgend, aangegroeid,
zwart-purperachtig, met witte snede. Tusschen plan-
13