Fig. 49. Phlebia merismoides Fr.
(nat. gr.) Met inheemsch.
Vruclitlichaam uitgespreid,
aangegroeid,
aan den
omtrek byssusach-
tig-vezelig, vuilgeelachtig;
hymenium
geelachtig-
grys metverwarde,
ten laatste met
korreltjes en pa-
pillen bezette aderen. Op rottend h o u t.
Fig. 50. Irpex
obliqnns Fr.
R h k v a g a Fr. Onduidelijke Phi.
.Oesl. 6. Irp e x Fr.
1 Stekels paars-bruinachtig, aan hun top
ingesneden ; vruchtlichaam uitgespreid-
teruggebogen, lederachtig, nier- ofsik-
kelvormig, zÿdeachtig, met banden
geteekend, grijs-witachtig. Meest
meerdere dakpansgewÿze over elkander
groeiende hoedjes. Op rottend dennehout. Algemeen
I. f u s c o - v i o l a c e u s Pr. Bruin-paarse I.
Stekels niet p a a rsh ru in ä c h tig ...........................................2
2 Vruchtlichaam uitgespreid-teruggebogen, lederachtig,
harig, concentrisch gevoord, wit; tanden melkwit,
spits, eenigszins ingesneden. Aan rottende stammen.
Bÿ Valkenburg a a n g e tro f f e n .............................................
.................................... I. 1 a c t e u s Fr. Melkwitte I.
Vruchtlichaam achteroverliggend . . . . 3
3 Vruchtlichaam korstvormig aangegroeid, bleek- of witgeelachtig,
met byssusachtigen omtrek; stekels saamgedrukt,
ongelÿk, ingesneden, scheef. Op doode takken
van verschillende boomsoorten. Mei—Oct. .
. I. o b l i q u u s Schrad. Schuinsche I.
Vruchtlichaam vast aangegroeid, dun, zuiver wit, met
byssusachtigen omtrek; tanden in rÿen, saamgedrukt,
ongelÿk, min of meer ingesneden, bleek. Op rottend
hout en doode takken. Niet algemeen . . . .
......................................I. C a n d i d u s Weinm. Witte I.
Gesl. 7. Hydnum Linn.
Fig. 51. Hydnum laevigatum Swartz.
{Y nat. gr.)
Steel zÿdestandig,
recht, 5—8 c.M.
hoog, van kleur als
de hoed, bruin-stijf-
harig; hoed gehalveerd,
niervormig,
lederachtig, stÿfharig,
kastanjebruin,
dan zwartachtig,
1 — 2 c.M. breed; ste
kels bruin, grijs be
rÿpt. Op afge val
len dennekegels
Vrÿ -algemeen
H. A u r i s c a 1
p i um Lmn. Oor
krahher achtig e H
Steel middenstandig of ontbrekend . . . . 2
2 Steel ontbrekend ; vruchtlichaam achteroverliggend (met
naar boven gerichte stekels). Op hout groeiende
soorten....................................................................................... 3
Steel middenstandig of eenigszins excentrisch. Op de
aarde groeiende s o o r t e n ....................................................7
3 Stekels groen, recht, tamelÿk dik, min of meer ingesneden;
vrachtlichaam uitgespreid, zeer dun, groen.
Op rottend elzehout. Z e l d z a a m ....................................
.H . v i r i d e Alh. & Schw. Groene H.
Stekels anders g e k l e u r d ................................................... 4