algemeen, Zomer—h e r f s t , .................................... ........
■ . . . H. ,S a m b u c i Pers. Vlier H.
Gesl. 7. Peniophopa Che.
1 Hymenium vuil vleeschrood,
glad; vruchtlichaam kraakbeen-
vliesachtig, aanv. aanklevend,
later, behalve in ’t midden,
_ Fig. 58. Peniophora quer- vrij wordend en ingerold, on
Cina Cooke (nat. gr.) deraan kaal en zwart wordend
Op doode eiketakken en stammen. Algemeen. Na
ja a r—winter.......................................................................
P. q u e r c in a Gke. (Corticium quercinum Pers.) Eiken P
Hymenium niet vleeschkleurig, dun berÿpt of fluweelig. 2
2 Hymenium dun, aschgrauw, berÿpt; vruchtlichaam
wasachtig, later stÿf, aanklevend, vuilbruin of vuilgeel.
Op boomtakken, boomschors enz. Algemeen.
P. c i n e r e a Gke. (Corticium cinereum Pers). Asch-
grauwe P.
Hymenium fluweelig, ongelÿk; vruchtlichaam dun,
bÿna lederachtig, wit, slechts in ’t midden aangehecht,
aan den omtrek naakt, duidelijk omschreven. Op eikestammen.
Najaar. Z e ld z a am ..............................................
P. d i s c i f 0 r m i s D. G. (Stereum disci forme Pr.)
ScMjfvormige P.
Gesl. 8.
1
Fig. 59. Corticium cal-
ceum Fr. (nat. gr.).
Coptieium Fr.
Vruchtlichaam aanv. bekervormig,
dan uitgespreid, dikwÿls
samenvloeiend, .berand, wit-viltig ;
hymenium glad, wit, bleek wordend.
Op sparretakken te Nunspeet
aangetroffen . .......................................................
. . . C. a m o r p h um Pers. Vormlooze G.
Vruchtlichaam aanv. niet bekervormig . , . . . 2
2 Op de stengels van Oarex (Zegge), Scirphs (Bies) en
Typha (Lischdodde) groeiende soorten; vruchtlichaam
in de lengte uitgespreid, aanv. cirkelrond, wit en hys-
susachtig, later lederkleurig en wit bestoven. Niet
algemeen. In ons land op Zegge aangetroffen
0. T y p h a e Pckl. Lisckdodden Op hout groeiende soorten . . . . . 3
3 Hymenium donkerblauw of kaneelbruin .
Hymenium rood of oranjeachtig, berÿpt .
Hymenium rozerood of bleek vleeschrood,
al of niet
berÿpt . . . ‘ ...........................................
Hymenium anders gekleurd
4 Hymenium donkerblauw, zacht-wasachtig, ten laatste
kaal; vruchtlichaam fraai blauw, zeer dun, aangegroeid,
met blauw- later wit-byssusachtigen omtrek. Op rottend
. 6
. 8
hout. Niet a l g e m e e n .............................................
0. c o e r u l e u m Schrad. Blauwe Hymenium kaneelbruin, vleezig, zacht, kaal, naakt, in
drogen staat gebarsten; vruchtlichaam onregelmatig
samenvloeiend, aangedrukt; aan den omtrek en de
ondervlakte stÿf vezelig. Op takken en hout. Niet
a lg e m e e n .................................................................................
. C. c i n n a m o m e u m F r. Kaneelkleurige G.
5 Hymenium rood, dicht berÿpt; vruchtlichaam aangegroeid,
duidelÿk omschreven, scherp begrensd, weldra
verhardend, aan den omtrek naakt. Op droge boomtakken.
Algemeen . . . . . . .
. 0. p o l y g o n i u m Pers. Veelhoekige G.
Hymenium blÿvend rood of oranjeachtig, zacht bleek-
rozerood berijpt; vruchtlichaam aanklevend, aan den
omtrek stralig, niet duidelÿk omschreven. Op hout en
boomschors. Algemeen . . . . .
C. i n c a r n a t u m F r. Vleeschroode G.
,6 Hymenium bleek vleeschrood, glad, met witachtig verdwÿnend
rÿp bedekt; vruchtlichaam wasachtig, verhar