
het hymenium uitgespreid
Fig. 15.1. Fig. 15. IL
ligt (flg. 15. II).
Twee van de belangrijkste
geslachten der Polyporaceeen
zijn P o l y p o r u s
en Bol etus . Bo l e t u s
heeft gewoonlijk een
^ bolvormigen,vleezigen
hoed, van onderen met
buisjes bezet welke ge-
makkelyk, (met een
vouwbeen byv.), van
den hoed te verwy deren
zyn. Een merk-
waardige eigenschap
van vele Boletussoor-
ten is de kleurveran-
dering, die h et vleesch
Fig. 15. I. Boletus edulis Bull. Volwassen
exemplaar (M nat.gr.)
Fig. 15. II. Boletus edulis Bull. Een
stukje van bet lioedvleesch met de
buisjes; a. hoedvleesch; b.buisjes.
onmiddelijk na verwonding ondergaat. Een groot aantal
van deze zwammen zijn giftig, terwijl weer anderen daarentegen,
B o l e t u s e d u l i s b.v. de Gep der Franschen,
eetbaar zijn. (fig. 15. I).
Het geslacht P o l y p o r u s bevatvoornamelykhoutachtige
of lederachtige soorten, die voor het meerendeel op hout
groeien. Ook hier neemt het vruchtlichaam dikwyls den
hoedvorm aan; in vele gevallen is h e t ongesteeld, en groeit
horizontaal tegen boomstammen of doode takjes aan.
Bij andere Polypori is een eigenlijke hoed niet aanwezig;
de buisjes groeien dan als ’t ware onmiddelijk op de onderlaag.
Ook kan de hoed zieh voordoen in den vorm van
een korstachtig vlies, hetwelk de buisjes tot steun strekt.
Van al deze bizonderheden van den vruchtdrager heeft
men gebruik gemaakt om het geslacht P o l y p o r u s in
enkele andere te splitsen. Gemakshalve hebben wij in
ons boekje deze verdeeling niet gevolgd.
De buisjes der Polypori maken in tegenstelling met die
der Boleti een geheel uit met het hoedvleesch en zijn
daarvan niet af te scheiden. Dit geslacht bevat een groot
aantal zeer gevreesde zwammen, die voor de boomen waarop
zij groeien zeer nadeelig zijn. Een voorbeeld hiervan levert
ons P o l y p o r u s s u l p h u r o u s , een prächtige zwam,
met dakpanswijze overelkan-
b - der liggende hoeden, die op
vele onzer woudboomen groeit,
en deze ten laatste geheel doet
vermohnen.
Van het geslacht F i s t u-
i n a (flg. 16), is slechts een
enkele soort. F i s t u l i n a he pá
t i c a bekend, die ook in
ons land op oude boomstammen
niet ongemeen is. Het
is een merkwaardige zwam,
wier uiterlyk eenigszins aan biefstuk doet denken, en
bij de Engelschen dan ook onder den naam van b e e f s
t e a k f u n g u s bekend Staat.
Het vruchtlichaam is hier spatel- of tongvormig, vleezig
en sappig; zyn kleur is bloodrood, en het bereikt soms
zeer groote afmetingen. De buisjes, welke op de onder-
vlakte van den hoed geplaatst zijn, zijn eerst witachtig,
later bruingeel van kleur, en onder elkander vrij, wat een
hoofdkenmerk voor dit geslacht uitmaakt.
Bij Da e d a l e a
(fig. 17), bestaat de
onderzijde van den
hoed uit labyrint-
vormig kronkelen-
de buizen, welke
breede platte wanden
hebben, waardoor
ze veel op
Fig. 16. Fistulina hepática.
Fr. a. vruchtlichaam (Y
nat. gr.) b. buisjes (vergroot).
Fig. 17. Daedalea quercina (L.) Fr.
(34 nat. gr.).
de plaatjes der Agaricaceeen gelijken.
' m
]i,J
■'I
: 1>1