
Tot het geslacht M e r u 1 i u s behoort M. 1 a c r y-
ma n s , de Huiszwam, die ieder bekend is; zÿ groeit
op houtwerk, in oude vochtige huizen, of in kelders.
Aanvankelijk vormt deze zwam kleine schimmelachtige
of vlokkige plakjes, die spoedig in omvang toenemen,
harder worden, en uit de spleten of delen, waarin zÿ woe-
keren te voorschÿn komen. Onder den invloed van licht
groeien zij aan tot zwammig-vleezige of lederachtige oker-
gele, roest- of paarsbruine korsten, met wit-vlokkigen rand,
waaruit een zeer onaangenaam riekend vocht druipt. De
oppervlakte van die korsten is bezet met breede, in grootte
zeer afwisselende, netachtig-verbonden plooien of vouwen,
waarover het kiemvlies uitgespreid is,
Bÿ de derde familie der Hymenomyceten, die der Hyd-
n a c e e ë n of S t e k e l zwamme n , worden de plaatjes en
buisjes der twee vorige familiën vervangen door stekels,
wratten, tanden of anders gevormde verhevenheden, die
met het kiemvlies bekleed zijn. Yv^at hun vorm betreft,
ZOO biedt deze, zoowel wat de geslachten, als wat de
verschillende soorten van eenzelfde geslacht betreft, de
grootste afwisseling. De eenvoudigste vorm, welke het
vruchtlichaam aanneemt, is die van een uitgespreide korst,
waarvan de oppervlakte bezet is met wratten of korrel-
tjes, zooals voor de geslachten Gr a n d i n i a en Odont i a
het geval is. De meeste vertegenwoordigers van deze
geslachten groeien op hout, doode takken enz.; wat ook
het geval is voor de geslachten P h l e b i a , R a d u l u m
en I r p e x . Het onderling verschil tusschen deze drie
laatsten is, dat bÿ P h l e b i a het kiemvlies over wasachtige
kämmen, rimpels of aderen uitgespreid ligt; bij I r p
e x over tanden, welke bÿ hun uitgangspunt verbonden
zijn, en bÿ R a d u l u m over langwerpige, aan hun basis
vrÿe korrels.
Bij H y d n u m (flg. 18), bekleedt het hymenium priem-
vormige stekels. Het vruchtlichaam van dit belangrijke
geslacht vertoont weder den hoedvorm; maar is soms
Fig. 18. Hydniim repan-
dumX. I. Volwassen exemplaar
(34 nat. gr.) II. Stekels
(vergroot).
ook knol-, scherm- of korst-
vormig. Een zeer mooie Hyd-
numsoort is Hy d n um au-
r i s calpi um, die op afgevallen
pÿnappels groeit. Hij heeft
een niervormigen, l^c.M. bree-
den, lederachtigen, behaarden
hoed, die eerst donkerbruin
van kleur, later zwartachtig
wordt, en van onderen bezet
is met lange zachte stekels
van dezelfde kleur. De hoed
wordt gedragen door een langen,
zwarten, zÿdelings ge-
plaatsten steel. Enkele Hydnum-soorten zijn eetbaar, b.v.
H y d n u m r é p a n d u m en l a e v i g a t u m .
De vierde familie, die der T h e l e p h o r a c e e ë n of
K o r s t z w a m m e n (flg. 19), kenmerkt zieh door de afwezigheid
van afzonderlÿke Organen
die het kiemvlies dragen. Het
vruchtlichaam is hier meest volkomen
glad, en slechts bÿ uitzonde-
ring eenigszins ruw of hobbelig.
Het kiemvlies bedekt er de geheele
onder- of bovenvlakte van, al naar
Fig. 19. Thelepbora gelang h et vruchtlichaam gesteeld
intybacea Pers. {Y nat. of kruipend is. De meeste korstzwammen
groeien op doode takken,
palen, boomstronken enz.; de soorten die op de aarde
groeien zÿn veel geringer in aantal.
Merkwaardig vooral is het geslacht E x o b a s i d i u m
(fig. 20), waarbÿ het vruchtlichaam geheel ontbreekt. De
zwam bestaat uit h et mycelium alleen, dat in de inwendige
plantendeelen woekert, en basidiën voortbrengt,
die op de piaatsen waar zij opeengehoopt zÿn, gezwel-
len vo rmen , welke aan de zieke planten het aanzien
2