
omschreven. Het kraagje dat het binnenste peridium
omgeeft, brokkelt door opdroging dikwÿls geheel af,
zoodat het niet standvastig aanwezig is. In bosschen
en in de zeeduinen. N a j a a r .............................................
. G. t r i p l e x Jungh. Drievoudige G.
Binnenste peridium niet door een kraagje omgeven. 4
4 Buitenste peridium tot aan den voet in 7 — 20, bÿna
gelijke slippen openscheurend, welke met een binnenste
hygrometrische, wasachtige, gemakkelijk af te nemen,
bruinachtige laag bekleed zijn; binnenste peridium bolvormig,
bruin of grÿs, onregelmatig openscheurend.
Het buitenste peridium bezit de eigenschap zieh door
vocht uit te spreiden, en door droogte rondom het
binnenste hulsel heen te rollen. Op zandigen bodem
en in dennebosschen. Niet algemeen . . . .
G. h y g r o m é t r i e u s Pers. Hygrometrische G.
Buitenste peridium slechts tot aan ’t midden of verder
(doch nooit tot aan den voet), in slippen verdeeld. 5
5 Buitenste peridium tot aan ’t midden of een weinig
verder, in 6—12 groote, ongelÿke slippen openscheurend,
welke doordat zÿ allen op dezelfde hoogte naar
onder omkrullen, een regelmatige platte schÿf vertoonen,
waarop het binnenste peridium ru st; slippen vleezig,
lator min of meer bruin en door een witten, vliezigen
rand omzoomd; binnenste peridium aan den top
soms met een verbleekenden kring, wit, grÿs, of zwartachtig,
met kleine, kegelvormige, franjeachtige mon-
ding. In zandige boschrÿke streken. Tamelÿk algemeen.
G. f i m b r i a t u s Fr. G. met franje.
Buitenste peridium verder dan het midden in 5—lOge-
lÿke, hygrometrische, puntige slippen openscheurend,
welke in droge lucht naar boven omslaan, doch onder den
invloed van vocht weer naar beneden omkruilen; slippen
van binnen kastanjebruin, van buiten zilverwit;
binnenste peridium geelwit of stroogeel, glad, slap, min
of meer neergedrukt; mondje spits-kegelvormig, franje-
achfe, door een verbleekenden kring bepaald. In de
3^ u in e n en in zandige boschrÿke streken. Slechts
"in de omstreken van Haarlem aangetroffen .
. G. m a m m o s u s Fr. Getepelde G.
6 Buitenste peridium
in 4 - 5 slippen
openscheurend ;
binnenste laag van
de buitenste laag
dor slippen afscheu-
rend en wel zoo,
dat de uit wendige
laag op den bodem
blijft liggen,
terwÿl de inwendige
laag zieh op de
eerste naar omhoog
heft en daarmede
slechts met de spitsen
harer slippen
Fig. 82. Geäster foxmicatus Huds.
a. binnenste hulsel, b. inwendige en
C. nitwendige laag van het buitenste
hnlsel. (nat. gr.)
verbonden blijft; binnenste peridium gesteeld,langwerpig
rond, 8 -1 2 m.M. middellijn, eerst okergeel, later grauw-
of paarszwart grijsachtig; mondje kegelvormig, vezelig.
In de zeeduinen en op zandige beschaduwde plekken.
Slechts bij Haarlem aangetroffen. Najaar
G. f o r n i c a t u s Huds. Gewelfde G.
Het buitenste peridium verdeeld zieh in meer dan 4
slippen, wier buitenlaag met de binnenlaag verbonden
b l ÿ f t ........................................................................................7
7 Mondje onderaan niet scherp begrensd (d. i. zonder cirkel
vormige groef aan zÿn basis), spits-kegelvormig,
geplooid-gegroefd; buitenste peridium tot over het midden
in 4 - 8, spits toeloopende slippen openscheurend;