
Gesl. 34. G a le ra Fr.
1 Niet tusschen mos groeiende soorten
Tusschen mos groeiende soorten
2 Hoed 1 - 3 c.M. breed, grijsachtig, niet verbleekend
vliezig, aanv. kogel- dan klokvormig uitgespreid, glad
met een weinig bochtigen rand ; steel eenigszins bochtig
bleek, zwak berijpt; plaatjes okerkleurig, breed lÿnvormig
aangegroeid. Groeit op mest, aan boomstammen enz
In ons land tusschen gras in den plantentuin te Am
sterdam aangetroffen. . . . . . .
' . . . G. s i l i g i n e a Fr. Tarwe G.
' Hoed ong. 1 — 3 c.M. breed, hygrophaan, in versehen staat
kaneelkleurig, door droogte verbleekend, kegel-klokvor
mig, stomp; steel ong. 8 -1 1 c.M. hoog, breekbaar, een
weinig glanzend, van kleur als de hoed; plaatjes op
stÿgend, aangegroeid, kaneelkleurig. Groeit op mest
aan boomstammen, tusschen gras enz. In groepjes
Vrÿ algemeen. Sept. —Nov...........................................
■ . . . . . G. t e n e r a Schaeff. Teedere G,
3 Hoed ong. 6—14 m.M. breed, klokvormig, met een
kleine papil, kaal, gestreept, hygrophaan, okerkleurig
of roestbruin-oranjeachtig; steel 2 - 3 c.M. hoog, dun,
eenigszins bochtig, bovenaan berÿpt, van kleur als de
hoed, doch verbleekend; plaatjes breed, kaneel-geelbruin.
i Tusschen mos op zandige plekken. In groepjes. Alge-
X meen. Sept.—Nov. G. Hy p n o r um Hr. Hypnum G.
. Hiervan worden in ons land nog de volgende variëtei-
. ten aangetroffen:
a. B r y o r u m Pers. met grooteren, bleek-kaneel-
kleurigen hoed en bÿna hoornachtig bultje.
h. S p h a g n o r i i m Pers. met 2 — 3 maal grooteren
geel-okerkleurigen heed, en zeer fijn-vezeligen steel.
' Hoed 1 — 2 Va c.M. breed, klokvormig, min of meer bultig,
zeldzamer stomp, gestreept, geelbruin; steel 6 - 8 c.M.
hoog, bochtig, okergeel, aan den top meelachtig bestoven,
onderaan vlokkig; plaatjes geel-okerkleurig,
breed, stomp aangegroeid. Op vochtige plekken, tu s schen
mos. Eenzaam. Najaar. Zeldzaam
. G. M n i 0 p h i 1 a Lasch. Mniumlievende G.
Gesl. 85. Tubapia Worth.
1 Hoed kaal, bÿna 2 c.M. breed, bol, dan in ’t midden
neergedrukt, gestreept, geelbruin; steel van kleur als
de hoed, onderaan een weinig verdikt; plaatjes bleeker
van kleur dan de hoed. Tusschen het mos aan den
voet van boomstammen. In naaldbosschen te Zeist
aangetroffen. Aug. . T. m u s c o r u m Hr. Mos T.
Hoed aanv. (en voornamelÿk zÿn rand), zÿdeachtig-
schubbig . , ......................................................................2
2 Steel 3 — 4 c.M. hoog, aanv. gevuld, ten laatste pÿpachtig,
dun, naar boven versmald, glanzend, bovenaan
berijpt; plaatjes aan de achterzÿde zeer breed, driehoekig,
bleek kaneelkleurig; hoed IV4 c.M. breed, bÿna
vliezig, aanv. kegel-, dan klokvormig, ten laatste afgeplat
en bultig, kaneelbruin, met gestreepten, zijdeachtig-
schubbigen rand. Op grazige plekken, längs wegen,
dijken enz. In groepjes. Vrij algemeen . . . .
T. p e l l u c i d a Bull. Doorschijnende T.
Steel 2 - 6 c.M. hoog, pÿpachtig, vlokkig, onderaan gezwollen,
wit-hehaard of witvlokkig, stÿf, bleek; plaatjes
tamelijk wÿd uiteen, bleek kaneelkleurig; hoed 2 c.M.
breed, aanv. bol, dan vlak, eindelijk genaveld, geelachtig-
kaneelkleurig, in drogen toestand ledergeel-grÿsachtig,
voornamelÿk naar den rand met kleine, zijdeachtige
schubbetjes bedekt. In bosschen, op plantenafval en
vermolmd hout. Najaar. Vrij algemeen
T. f u r f u r a c e a Pers. Zemelachtige T.
Hiervan wordt in ons land nog aangetroffen de var.
h e t e r o s t i c h a Fr. met in ’t midden neergedrukten,
11
I 1