
Fig.53. Thelephora intybacea
Pers. 04 nat. gr.)
tig vertakt .
In bosschen, over mos, takjes, bladeren
enz., heengroeiend. Niet
zeldzaam. T h . c r i s t a t a Fr.
Th. met kammen.
Vruchtlichaam gehalveerd, horizontaal,
min of meer gesteeld;
steel zÿde- of middenstandig. 2
Vruchtlichaam opgericht, onverdeeld
of min of meer struikach-
.
2 Hymenium stralig-rimpelig aan de ondervlakte; vruchtlichaam
zodevormend en dakpansgewÿze over elkander
groeiend; hoeden afgeplat, donkerbruin of zwartachtig,
met stÿve vezels bezet, onderaan tot een korten,
zÿdestandigen steel versmald. In bosschen. Niet
zeldzaam. — N a ja a r ................................................................
. Th. t e r r e s t r i s Ehrh. Aardhewonende Th.
Hymenium wrattig en min of meer vlokkig aan de
ondervlakte........................................................................ ........
3 Hymenium wrattig, een weinig vlokkig; vruchtlichaam
aanv. witachtig, dan roodachtig-roestbruin, ten laatste
bruin, met zÿdestandige, samengroeiende stelen; hoedjes
dakpansgewijze groeiend, vezelig, met aanv. wit-
vezeligen rand. In bosschen. Niet zeldzaam .
• T h . i n t y b a c e a Pers. Gichorei Th.
Hymenium vlokkig, wrattig; vruchtlichaam lederachtig,
zacht, uitgespreid-teruggebogen; hoedjes bÿna dakpansgewÿs
groeiend, aanv. witachtig, later geel, roest- of
purperbruin, vezelig-schubbig, zittend, met vezelig-fran-
jeachtige randen. Op de aarde en op vermolmde
boomstronken. Algemeen.....................................................
. T h . l a c i n i a t a Pers. Th. met slippen.
4 Hoed bÿna onverdeeld. . . . . . . 5
Hoed min of meer verdeeld, (struikvormig ingesneden), 6
5 Geheel wit; hoed lederachtig, trechtervormig, met gaven
rand en met kammen bezet; hymenium kaal, glad.
In beukebosschen, zodevormend. Zeldzaam.
T h . S o w e r b y i Berk. & Br. Th. van Sowerby.
Vruchtlichaam aanv. roestkleurig, later bruinachtig,
trechtervormig, met gaven rand, aan den omtrek stra-
lig-gestreept, in ’t midden bobbelig, schubbig; steel
kort, middenstandig. In dennebosschen. Niet algemeen.
Z o m e r - n a j a a r . ......................................................
.................................... Th. r a d i a t a Fr. Stralige Th.
6 Reuk niet onaangenaam....................................................... 7
Reuk zeer onaangenaam.......................................................8
7 Vruchtlichaam bleekroestkleurig, bruin wordend, zacht-
lederachtig, met gelÿk dikken steel, en naar boven
verbreede en met franje bezette slippen verdeeld
waarvan de uiteinden witachtig getand zÿn, of in on
regelmatige, vertakte, recht op staande takken ver
deeld zÿn; hymenium glad. In bosschen, op de aarde
Te Valkenburg (L.) aangetroffen.................................
. Th . a n t h o c e p h a l a Fr. Bloemvormige Th
Vruchtlichaam min of meer lederachtig, bruinpurper
vezelig-ingescheurd, neergedrukt of onregelmatig trech
tervormig, met ingesneden of in enkele lÿnvormige
takken verdeelden rand; steel kort. Op zandige, be
schaduwde plekken. Vrÿ algemeen. Najaar.
. T h . c a r y o p h y l l e a Schaeff. Anjerachtige Th
8 Vruchtlichaam met steelvormige basis, rÿk vertakt
takjes verbreed, glad, handvormig gedeeld, bÿna alien
even lang, bruin-purper, aan den top met witachtige
franje. In bosschen. N a j a a r ....................................
. T h . p a l m a t a Fr. Handvormige Th
Vruchtlichaam zittend in opstÿgende, over elkander lig
gende, tot bundels vereenigde, fluweelachtig berÿpte
bruine takjes verdeeld. Op zandige, vochtige plekken
Th . d i f f u s a Fr, Verspreide Th