■34 Hoed blauw-grijsachtig of groen-grijs; smaak zoet.
Hoed anders gekleurd; smaak scherp 36
35 Hoed groen-grÿs, 7 - 8 c.M. breed, in ’t midden donkerder,
met knobbeligen gestreepten rand; huidje gemakkelijk
af te scheiden; steel kort, gevuld, vast, glad, wit;
plaatjes achteraan smaller, wÿd uiteen. In bosschen.
Zeldzaam . . R. a e r u g i n e a Fr. Kopergroene B.
Hoed blauw-grÿsachtig, soms met lilaachtigen rand,
4 - 6 c.M. breed, spoedig opdrogend, met kleine korreltjes
en ten laatste flauw gestreepten rand; steel wit, rolrond,
soms eenigszins buikig of onderaan gezwollen; plaatjes
dicht bijeen, achteraan smaller en gevorkt. Op een
grasveld bij Apeldoorn aangetroffen. Sept. . . .
• R- a z u r e a Bres. Hemelsblauwe B.
Hoed geel of bruinachtig
Hoed rood of roodbont
. 87
37 Hoedrand gevoord-knobbelig; hoed 6 - 8 c.M. breed, bruinachtig,
in ’t midden donkerder, stÿf; vleesch onder het
afscheidbaar huidje geelachtig; reuk flauw, maar walgelÿk;
steel stijf, gestreept, wit; plaatjes dicht bijeen,
achteraan versmald, vooraan breeder. In bosschen. Vrij
algemeen. A u g .-O c t.....................................................
• R- p e c t i n a t a Fr. KamacMige R.
Hoedrand gestreept, doch gewoonlÿk niet knobbelig;
hoed geel, naar den rand verbleekend, 5 - 7 c.M. breed,
met nauwelÿks af te scheiden, dun huidje; vleesch
onder het huidje wit-rossig; reuk flauw, aangenaam;
steel rolrond, wit-grijsachtig, netachtig-rimpelig ; plaatjes
dicht bÿeen, achteraan afgerond, bijna gelijk, bleek of
wit. Op beschaduwde plekken, in bosschen. Algemeen.
Najaar. . . R. o c h r o 1 e u c a Hr. Geel-wittte R.
38 Vleesch onder het afscheidbaar huidje roodachtig; hoed
6 -1 0 c.M. breed, vleezig, min of meer neergedrukt,
ten laatste met gevoorden rand, door regen spoedig
verbleekend; steel rolrond, 6 - 8 c.M. hoog, veerkrachtig,
wit of roodachtig; plaatjes wÿd uiteen, breed, gelÿk.
In bosschen. Algemeen. N a j a a r ....................................
R. e m e t i c a Hr. Braking verwekkende R.
Vleesch onder de opperhuid wit . . . . 3 9
39 Plaatjes dicht bijeen, dun, buikig, zuiver wit; hoed
4—5 c.M. breed, ten laatste neergedrukt, dikwÿls onregelmatig,
glad, in vochtige lucht kleverig, aan den rand
gevoord-knobbelig, gewoonlijk bloedrood, spoedig verbleekend;
steel rolrond, onderaan eenigszins buikig,
wit, glanzend, 2 —4 c.M. hoog. In bosschen, längs wegen,
dijken enz. Zeer algemeen. Aug. —Oct.
..................................................R. f r a g i 1 i s Hr. Broze R.
Plaatjes wijd uiteen, witachtig of waterig-blqek, aangehecht;
hoed 6 c.M. breed, vuilrood of bont, schÿfvormig,
mat. Verschilt van de voorgaande door de
minder zuiver witte, wijd uiteenstaande plaatjes en den
schijfvormigen, meer regelmatigen hoed. Bij Nunspeet
aangetroffen. Oct. . R. f a l l a x Hr. Bedriegelijke R.
G-esl. 14. Canthanellus Adans.
1 Steel middelstandig . . 2
Steel zÿdestandig . . . 6
Hoed achteroverliggend (d. i. met
de rugzijde vastzittend). . 7
2 Steel hol of pÿpachtig. . 3
Steel gevuld. . . . 4
® 8« l . 8'ad en
kaal, 5 —8 c.M. hoog; hoed eenigszins
vliezig, aanv. genaveld, dan trechtervormig, 2)4—6
c.M. breed, vlokkig-rimpelig, bruinachtig grauwgeel, verbleekend;
plaatjes geel of grauw, eindelijk berijpt. In
¡: 11
¡1
lii