
Hoed anders gekleurd, soms ten laatste witachtig verbleekend
.........................................................................
12 Hoed kleverig, 7 -1 0 c.M. breed, gerimpeld, bultig, zeer
afwisselend van kleur (bruin, aschgrauw, olijfachtig enz.) ;
steel gevuld, kaal, 1 0 -1 5 c.M. hoog, ten laatste gestreept-
gevoord, naar boven versmald, naar onder verdikt-en
in een wortelvormig aanhangsel uitloopend; plaatjes
wit. Aan den voet van boomstammen. Vrij algemeen.
Zomer, najaar . C. r a d i c a t a Belh. Wortelende G.
Hoed niet k l e v e r i g ...........................................................18
13 Hoed fluweelig-behaard, ten laatste uitgespreid en
bultig, vleezig, dun, 4—6 c.M. breed, bleekbruin of
roserood; steel fluweelig-behaard, gevuld, slank, naar
boven versmald, ten laatste gevoord en gedraaid, gelijk-
matig tot een wortelvormig aanhangsel versmald,
kleur als van den hoed; plaatjes wit. In bosschen op
grazige plekken. Niet zeldzaam. Sept. —Nov.
. . . 0 . l o n g i p e s Bull. Langgesteelde G.
Hoed niet fluweelig-behaard . . . . . 14
14 Hoed naakt, vleezig, ten laatste uitgespreid, met later
verdwijnenden bult, 4—8 c.M. breed, roodbruin, bruin
of geelachtig, met bleekeren, bochtigen rand; steel
naakt, 6 - 8 c.M. hoog, gevoord, bleeker van kleur dan
de hoed, in ’t midden verdikt, onderaan in een spoel-
vormigen, rossigen wortel uitloopend; plaatjes dikwijls
gevlekt, ringvormig aangehecht. Op rottende takken en
aan den voet van boomstammen. Ju li—Sept. Algemeen.
. C. f us i pe s Bull. Ö. met spoelvormigen steel.
Hoed vezelig-gestreept, waterig, uitgespreid, stomp,
8 -1 1 C.M. breed, aanv. bruin of aschgrauw, dan witachtig;
steel naakt, 8—11 c.M. hoog, bleek, gestreept,
met als ’t ware afgebeten wortel; plaatjes zeer breed,
wit. Aan en in de nabÿheid van boomstammen. Bij
Valkenburg (L). aangetroffen. Zomer, herfst.
. . , C. p l a t y p h y l l a Fr. G. met breede .plaatjes.
15 Op de aarde......................................................... • 16,.
Op wortels, stengels, afgevallen bladeren, rottende
zwammen enz.....................................................................
16 Steel dicht wit-harig, daaronder rosachtig, 7 -1 2 c M.
hoog, kraakbeenachtig, pijpachtig; hoed zwak vleezig, b d ,
dan uitgespreid, stomp, soms ook bultig, slap, 2 - 8 c.M.
breed, in vochtigen staat roodachtig en m et gestreepten
rand in drogen toestand wit en zonder strepen aan den
rand; plaatjes aanv. bleek vleeschrood, later wit. In bosschen.
Zodevormend en samenvloeiend. Yrij algemeen.
Najaar . 0. c o n f 1 u e n s Pers. Samenvloeiende G.
Steel wit, 6 - 1 0 c.M. h o o g , pÿpachtig, stijf, taai, onderaan
zwartwordend, en met enkele wortelvormige vezels,
bovenaan bepoederd; hoed zwak vleezig, bol, schyfvor-
mig dan genaveld en neergedrukt, to t 27^ c.M. breed,
bruin, in ’t midden blauwachtig, kaal, in vochtigen
toestand gestreept; plaatjes wit. In bosschen en op
beschaduwde plekken. Eenzaam en in groepjes. le
algemeen. N a j a a r ............................................. ^ J
C. T r o c h i l u s XascA Winter koning G.
17 Steel uit een roodachtig knolletje (sclerotium) oprij-
zend, zwak bepoederd; hoed 4 - 7 m.M. breed,^ wit,
glad en kaal. Op rottende Russula soorten by Valkenburg
(L.) aangetroffen. . ' • -
C. t u b e r o s a Bull. G. met knol.
■ *
Steel zonder sclerotium . • • • • •
18 Hoed kleverig, 27 2 -1 0 c.M. breed, dun, bol-vlak, stomp,
kaal, bruin-, oranje- of geelachtig; steel gevuld, soms
eenigszins excentrisch, 2'^U-PU c.M. hoog, brum o
zwart-bruin, onderaan dicht fluweelig behaard, wortel
vormig verlengd, dikwÿls saamgedrukt; plaatjes geel
achtig. Aan boomstammen, stronken enz. In zoden
Algemeen. Aug. to t winter . • • ’ , " , ,
C ve l u t ip es Gurt. G. met fluweelen steel
• • 49
Hoed niet kleverig .............................................‘
O