
..................^
.C/
Fig. 32. Sphaerobolus Carpobolus L.
Schematische voorstelling van een
vruchtlichaam op het oogenblik dat
de sporenmassa wordt weggeworpen ;
a. sporenbal; b. binnenste hulsel;
c. buitenste hulsel ; d. collenchymlaag.
meesleepend, en dit
dikwijls to t op aan-
zienlijken afstand (1
M.), van zieh weg
werpend.
Een hoogst eigen-
aardig geslacht der
Gasteromyceten vormen
de P h a 11 a-
c e e ë n of S t i n k z
w a m m e n , zoo
genoomd om den wal-
gelijken stank welke
zij verspreiden. Het
zijn zwammen die
voornamelijk in de
tropische gewesten
voorkomen, en zieh
van de overige Buikzwammen
onderscheiden
door hun
veelal schitterende,
levendige kleuren. Bij
alien ontwikkelt zieh
in hetoorspronkelyk
gesloten en min of meer eivormig hulsel, dat hier evenals
bij het geslacht Amanita der Plaatzwammen, den naam van
volva, (zie bl. 6), draagt, de in kamertjes verdeelde gleba,
waarin het hymenium ligt opgesloten, dat bij rÿpheid
der sporen, op een eigenaardig gevormden drager recep-
t a c u l um door de volva heenbreekt en daarop naar
boven wordt geheven, terwÿl later de sporen, met slÿm
gemengd, van het bovenste gedeelte van h et recepta-
CLilum afdruipen (fig. 33. II). P h a l l u s i m p u d i c u s
is een soort van dit geslacht, die in onze zeeduinen
niet ongemeen is en meer algemeen bekend onder den
naam van Giftige Morielje of
Duivelsei. Zÿn peridium of
beter gezegd, de volva, is aanvankelÿk
geheel gesloten (fig.
33. I.), en in dien staat heeft
het, wat grootte en gedaante
betreft, overeenkomst met een
kippenei. Het receptaculum
dat bij rijpheid der sporen
door de volva heenbreekt, haar
in den vorm van een beurs
achterlatend (fig. 33. II. d), bestaat
uit een hollen, 2 tot 3 d.M.
langen, cilindervormigen steel,
waarvan de wanden zeefachtig
doorboord zÿn (flg. 33. II. c),
en die een, aan de buiten-
oppervlakte met de groene
Fig. 33. I. Phallus impudicus
L een nog gesloten vruchtlichaam.
(34 nat. gr.)
slijmerige sporenmassa, bedekten hoed, draagt (fig. 83.
II. a). Nadat de sporenmassa, waarvan de walgelÿke
reuk, die deze zwam verspreidt, afkomstig is, van den
hoed is afgedropen, vertoont deze zieh in den vorm van
een kegel, wiens buitenoppervlakte niet glad is, maar van
talrijke groefjes voorzien.
Als laatste familie eindelijk der Gasteromyceten noemen
wij die der H y m e n o g a s t r a c e e ë n of Schi jn-
t r u f f e 1 s. Hiertoe behooren aile Buikzwammen welke
hun geheel ontwikkelingsproces, onder de aarde verborgen
blÿvend, kunnen doorloopen, en dit dan ook gewoonlijk
doen. Het zijn meest vleezige, knolvormige zwammen,
die zoo groote overeenkomst hebben met de eveneens
onderaardsch groeiende truffels, dat zÿ hiervan dikwÿls
niet dan na microscopisch onderzoek van hun inwendige
samenstelling, te onderscheiden zÿn. Het peridium is enkelvoudig,
dikwijls zeer sterk ontwikkeld, en behalve in
het geslacht H y s t e r a n g i u m, niet scherp van de gleba